Schorsing en ontslag van rechters


Rechters kunnen door de Hoge Raad worden geschorst of ontslagen. Aan een rechter kan ook een disciplinaire maatregel worden opgelegd. Bijvoorbeeld als hij/zij zich gedraagt op een manier waardoor het vertrouwen in de rechtspraak ernstig wordt geschaad.

Volgens de Grondwet worden rechters voor het leven benoemd. Dit beschermt de onafhankelijkheid van de rechtspraak. Het kan gebeuren dat een rechter moet worden geschorst of ontslagen. De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren geeft hiervoor een regeling.

Deze wet bepaalt in welke gevallen een rechter kan worden ontslagen. Dat kan bijvoorbeeld als hij/zij langdurig en blijvend ziek is of als hij/zij over onvoldoende vakkennis en vaardigheden blijkt te beschikken. De wet bepaalt ook in welke gevallen een rechter kan worden geschorst. Bijvoorbeeld als hij/zij strafrechtelijk wordt vervolgd wegens een misdrijf. Als de strafvervolging leidt tot een onherroepelijke veroordeling kan dit een reden zijn voor ontslag.

Een rechter kan niet worden ontslagen om de reden dat hij/zij (achteraf gezien) een onjuiste beslissing heeft genomen. De inhoudelijke controle op beslissingen van de rechter vindt plaats doordat die beslissingen – door het instellen van beroep – kunnen worden voorgelegd aan een hogere rechter. Onjuiste beslissingen van een rechter kunnen zo worden hersteld.

Disciplinaire maatregelen

Aan een rechter kan ook een disciplinaire maatregel worden opgelegd. Bijvoorbeeld als hij/zij zich gedraagt op een manier waardoor het vertrouwen in de rechtspraak ernstig wordt geschaad. Een disciplinaire maatregel kan een “lichte“ maatregel zijn, zoals schriftelijke berisping, maar ook een zware maatregel: strafontslag.

Procedure

In al deze gevallen (schorsing, ontslag of een disciplinaire maatregel) neemt de Hoge Raad een beslissing naar aanleiding van een vordering van de procureur-generaal. De Hoge Raad neemt pas een beslissing nadat de betrokken rechter is gehoord.

Een rechter kan ook zelf vragen om ontslag. Het ontslag wordt dan niet verleend door de Hoge Raad maar door de Kroon.