Klachtenregeling van het parket van de Procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden


1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

het parket: het parket van de procureur-generaal bij de Hoge Raad;
betrokkene: de persoon op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.

2. Klachtrecht

2.1. Een ieder heeft het recht bij de procureur-generaal een klacht in te dienen over de wijze waarop het parket of een lid van het parket zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem heeft gedragen.

2.2. Een gedraging van een persoon, verricht in opdracht van of onder ambtelijk toezicht van een lid van het parket, kan voor de toepassing van deze klachtenregeling worden aangemerkt als een gedraging van dat lid van het parket.

2.3. Op grond van deze regeling kan niet worden geklaagd over gedragingen waartegen ingevolge een wettelijk geregelde voorziening een procedure bij een rechterlijke instantie openstaat of heeft opengestaan, dan wel beroep openstaat of heeft opengestaan tegen een uitspraak die in een zodanige procedure is gedaan.

2.4. Op grond van deze regeling kan niet worden geklaagd over:

  • de inhoud van een genomen conclusie of bij de Hoge Raad ingestelde vordering voor zover de klacht betrekking heeft op een onderwerp waarover de klager een beslissing van de Hoge Raad heeft gevraagd of had kunnen vragen door middel van een reactie op de conclusie of vordering;
  • de datum waarop de conclusie wordt genomen of de vordering wordt ingesteld, noch over de beslissing om geen conclusie te nemen of geen vordering in te stellen;
  • beslissingen betreffende de vervolging of niet-vervolging van ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen begaan door leden van de Staten-Generaal, ministers of staatssecretarissen (artikel 111, lid 2, onder a, Wet op de rechterlijke organisatie);
  • beslissingen betreffende vorderingen tot het door de Hoge Raad doen nemen van een beslissing als bedoeld in hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (disciplinaire maatregelen, schorsing en ontslag);
  • beslissingen betreffende vorderingen tot het door de Hoge Raad doen nemen van een beslissing als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 1A, van de Wet op de rechterlijke organisatie (klachtbehandeling door de Hoge Raad).

3. Het indienen van een klacht

3.1. Klachten worden schriftelijk ingediend. Zij worden gericht aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden (postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage).

3.2. Het klaagschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

  • de naam en het adres van de indiener,
  • de dagtekening en
  • een omschrijving van de gedraging waartegen de klacht is gericht.

3.3. Indien het klaagschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het klaagschrift noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.

3.4. De procureur-generaal bevestigt schriftelijk aan de indiener de ontvangst van de klacht.

4. Bijstand aan en vertegenwoordiging van de klager

4.1. De indiener van een klacht kan zich desgewenst laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.

4.2. Van een gemachtigde die geen advocaat is kan een schriftelijke machtiging worden verlangd.

4.3. De procureur-generaal kan de bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigeren. Artikel 2:2 van de Algemene wet bestuursrecht is in dat geval van overeenkomstige toepassing.


5. Toezending van de klacht aan degene op wiens gedragingen zij betrekking heeft

De procureur-generaal zendt aan betrokkene een afschrift van het klaagschrift en van de daarbij meegezonden stukken.

6. Afdoening in der minne

6.1. In iedere fase van de klachtbehandeling kan de procureur-generaal nagaan of de klager door middel van een informele afhandeling van zijn klacht tevreden kan worden gesteld.

6.2. Zodra naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen, vervalt de verplichting tot het verder toepassen van deze regeling. In dat geval wordt een schriftelijke kennisgeving van de afsluiting van de klachtprocedure aan de klager gezonden en een afschrift daarvan aan de betrokkene.

7. Klachten die niet in behandeling behoeven te worden genomen

7.1. De procureur-generaal is niet verplicht de klacht te behandelen in de gevallen, genoemd in artikel 9:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Zo behoeft aan een klacht geen gevolg te worden gegeven indien de klacht betrekking heeft op:

  • een gedraging waarover eerder een klacht is ingediend die op grond van deze klachtenregeling is behandeld;
  • een gedraging die langer dan één jaar voor de indiening van de klacht heeft plaatsgevonden;
  • een gedraging waartegen een wettelijk geregelde bezwaar- of beroepsmogelijkheid openstaat of heeft opengestaan;
  • zolang ter zake van die gedraging een opsporingsonderzoek of een strafvervolging gaande is.

7.2. De procureur-generaal is niet verplicht een klacht te behandelen indien het belang van de klager dan wel het gewicht van de gedraging waarover geklaagd wordt kennelijk onvoldoende is.

7.3. Van het niet in behandeling nemen van een klacht wordt de klager zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift, schriftelijk in kennis gesteld. Daarbij wordt vermeld dat de klager op grond van artikel 13a van de Wet op de rechterlijke organisatie de procureur-generaal bij de Hoge Raad schriftelijk kan verzoeken een vordering bij de Hoge Raad in te stellen tot het doen van een onderzoek naar de gedraging waarop de klacht betrekking heeft.

8. Behandeling van de klacht

8.1. De procureur-generaal kan een lid van het parket of een klachtadviescommissie belasten met de behandeling van en de advisering over een klacht. Van deze beslissing wordt kennis gegeven aan de klager.

8.2. Een klachtadviescommissie als bedoeld in het eerste lid is samengesteld uit drie leden, die worden aangewezen door de procureur-generaal.

8.3. De behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet betrokken is geweest bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft. Indien de klacht betrekking heeft op een gedraging van de procureur-generaal persoonlijk, worden de in deze regeling aan de procureur-generaal toegekende bevoegdheden uitgeoefend door de plaatsvervangend procureur-generaal.

9. Horen van de klager en betrokkene

9.1. De procureur-generaal stelt de klager en de betrokkene in de gelegenheid te worden gehoord. Van het horen wordt een verslag gemaakt. Met toestemming van de te horen persoon kan het horen telefonisch plaatsvinden.

9.2. Van het horen van de klager, onderscheidenlijk de betrokkene, kan worden afgezien indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel indien de klager, onderscheidenlijk de betrokkene, heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.

9.3. Indien een lid van het parket of een klachtadviescommissie is belast met de behandeling van en de advisering over de klacht, geschiedt het horen door dat lid onderscheidenlijk die commissie. Deze beslist ook over de toepassing van de regel onder 9.2. De klachtadviescommissie kan het horen opdragen aan haar voorzitter of een van haar leden.

9.4. Het lid van het parket of de klachtadviescommissie zendt een rapport van bevindingen, vergezeld van het advies en eventuele aanbevelingen, aan de procureur-generaal. Het rapport bevat het verslag van het horen.

10. Termijn van afdoening

10.1. De klacht wordt afgehandeld binnen zes weken na ontvangst van het klaagschrift. Indien de behandeling van en het advies over een klacht zijn opgedragen aan een klachtadviescommissie bedraagt de termijn tien weken.

10.2. De afhandeling kan worden verdaagd voor ten hoogste vier weken. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan de betrokkene. Verder uitstel is mogelijk voor zover de klager daarmee schriftelijk instemt.

11. Kennisgeving van de beslissing

11.1. De procureur-generaal stelt de klager en de betrokkene schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht, zijn oordeel daarover alsmede van de eventuele conclusies die hij daaraan verbindt. Daarbij wordt vermeld dat de klager op grond van artikel 13a van de Wet op de rechterlijke organisatie de procureur-generaal bij de Hoge Raad schriftelijk kan verzoeken een vordering bij de Hoge Raad in te stellen tot het doen van een onderzoek naar de gedraging waarop de klacht betrekking heeft.

11.2. Indien de conclusies afwijken van het advies van het lid van het parket dat of van de klachtadviescommissie die met de behandeling van en de advisering over de klacht was belast, wordt de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden met de kennisgeving.

12. Registratie en publicatie van klachten

De procureur-generaal draagt zorg voor de registratie van de schriftelijk ingediende klachten. Een overzicht van de geregistreerde klachten wordt jaarlijks gepubliceerd.

13. Bekendmaking en inwerkingtreding van deze klachtenregeling

13.1. Deze klachtenregeling zal worden gepubliceerd in de Staatscourant. Zij treedt in werking op 1 juli 2011.

13.2. Deze klachtenregeling is niet van toepassing ten aanzien van gedragingen die vóór de datum van inwerkingtreding hebben plaatsgevonden.