Veroordeling Vidgen in stand, iets lagere straf

6 juni 2017

De Hoge Raad laat de veroordeling in de zaak Vidgen voor de geplande smokkel van 104 kilo xtc naar Australië in stand. Wel verlaagt de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf vanwege het lange verloop van de zaak.

De zaak Vidgen is een bekende strafzaak geworden doordat de Britse verdachte na zijn in Nederland definitief geworden veroordeling een klacht indiende bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Bij het EHRM klaagde hij er over dat zijn advocaat een getuige niet had kunnen ondervragen. Deze getuige had het doorslaggevende bewijs geleverd voor zijn veroordeling. Hij beriep zich terecht op zijn verschoningsrecht en legde geen verklaring af. Het EHRM gaf de verdachte gelijk. Het oordeelde dat het ondervragingsrecht en daarmee het recht op een eerlijk proces was geschonden. Het herzieningsverzoek dat hier op volgde, werd door de Hoge Raad toegewezen. Het hof dat de zaak opnieuw behandelde, hoorde de getuige in het bijzijn van de advocaat van de verdachte. Nu kon de getuige zich niet meer beroepen op zijn verschoningsrecht. Maar bijna 15 jaar na het gepleegde delict kon de getuige zich hiervan weinig meer herinneren. De verdachte vindt dat daarom diens verklaring niet als bewijs kan worden gebruikt maar het hof dacht daar anders over. De verdachte werd opnieuw veroordeeld, dit keer tot 4 jaar en 3 maanden gevangenisstraf. Tegen die uitspraak is cassatieberoep ingesteld.

Dat de getuige zich weinig meer herinnert, doet geen afbreuk aan de gelegenheid die de advocaat heeft gekregen tot het stellen van vragen. En ook dat die gelegenheid 15 jaar na dato wordt geboden, doet geen afbreuk aan het ondervragingsrecht, zo oordeelde het hof. De Hoge Raad kan zich in dat oordeel vinden. Maar anders dan het hof vindt de Hoge Raad dat de zaak te lang heeft geduurd en haalt daarom 6 maanden van de gevangenisstraf af. Deze is nu 3 jaar en 9 maanden.

Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017:1017