Publicatie oud arrest uit 1841: het Leidse schouwburgarrest

31 maart 2023

Waren de opvolgende eigenaren van een koffiehuis gebonden aan een verplichting die de oorspronkelijke koper op zich had genomen? Deze vraag werd in het jaar 1841 voorgelegd aan de Hoge Raad. De Hoge Raad beantwoordde de vraag bevestigend in het zogenoemde arrest Leidse schouwburg. In dit arrest legde de Hoge Raad zijn 19e-eeuwse leer over de overgang van verplichtingen ten aanzien van een goed voor de eerste keer neer. Sinds vandaag staat deze uitspraak online op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak van de Hoge Raad over de Leidse schouwburg leidde tot discussie over de vraag wanneer verplichtingen ten aanzien van een zaak op een opvolgend eigenaar overgaan. In het latere arrest Blaauboer/Berlips dat al eerder werd gepubliceerd op rechtspraak.nl, kwam de Hoge Raad van zijn leer terug.

De zaak

Een aantal personen verenigt zich in 1809 om de Leidse schouwburg te laten herrijzen. Om de concurrentie af te snijden, kopen zij in februari 1814 het – voor het geven van toneelvoorstellingen zeer geschikte – koffiehuis ‘de Eendragt’ en verkopen dat in maart 1814 aan de eerste verkrijger onder de voorwaarde dat hij en de latere verkrijgers het koffiehuis nimmer tot schouwburg of liefhebberij-komedie zullen (laten) gebruiken. De erven van de eerste verkrijger verkopen in 1835 het pand in het openbaar aan de tweede verkrijger. In 1836 verkoopt de tweede verkrijger het pand aan de derde verkrijger. Deze richt het koffiehuis in tot liefhebberij-komedie en opent het toneel met een gelegenheidsstukje genaamd: ‘Wij zullen komedie spelen’. De rechtsopvolgers van de oorspronkelijke eigenaren vorderen daarop voor de rechtbank staking van de voorstellingen.

De rechtbank in Leiden wees de vordering af. De schouwburgeigenaren gingen in hoger beroep. Het Provinciaal Geregtshof van Holland besliste in het voordeel van de oorspronkelijke eigenaren. Het hof overwoog dat het beding dat geen toneelvoorstellingen mochten worden gegeven, vermeld stond in de veilingvoorwaarden bij de verkoop aan de tweede verkrijger, terwijl in de koopakte waarbij de derde verkrijger het koffiehuis kocht naar deze veilingvoorwaarden werd verwezen. De derde verkrijger kon het beding dus kennen, aldus het hof. Omdat een koper niet meer rechten kan verkrijgen dan de verkoper had, moest het er rechtens voor worden gehouden dat de derde verkrijger het koffiehuis niet anders dan onder de last van het beding had verkregen en aanvaard. Hij mocht dus geen toneelvoorstellingen geven.

Daarop stelde de derde verkrijger beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Oordeel Hoge Raad

Volgens de Hoge Raad had het hof het beding terecht als een geldig aan de koopovereenkomst toegevoegd beding beschouwd. Verder overwoog de Hoge Raad dat vaststond dat de eerste koper van het koffiehuis de beperkte eigendom niet alleen had verkregen voor zich, maar dat hij ook zijn opvolgers, de verdere verkrijgers van het pand, aan die beperking heeft onderworpen, zodat hij dus alleen eigenaar was en alleen de eigendom kon overdragen met die beperking.
Uit het Leidse Schouwburgarrest blijkt dus dat verplichtingen met de eigendom van het goed overgingen op latere kopers, de rechtsopvolgers van de eigenaar.

Blaauboer/Berlips: de Hoge Raad gaat om

Door de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak van de Leidse schouwburg ontstond discussie over de vraag welke verplichtingen wel en welke niet als beperkingen van de eigendom met een zaak overgaan. In 1905 kwam de Hoge Raad in het arrest Blaauboer/Berlips van de leer uit het arrest van de Leidse schouwburg terug. Hij oordeelde dat het Nederlandse recht een scherp onderscheid kent tussen de in de wet geregelde zakelijke lasten en persoonlijke verplichtingen, en dat de laatste bij overdracht van de eigendom niet op de verkrijger overgaan. Dat onderscheid tussen persoonlijke en zakelijke (nu geheten: goederenrechtelijke) verplichtingen is nog steeds een fundament van het Nederlandse vermogensrecht.

Publicatie 'oude' (mijlpaal)arresten

Sinds december 2019 publiceert de Hoge Raad oude (mijlpaal)arresten. Inmiddels zijn al een kleine 900 'oude' arresten online te vinden. In aanloop naar de publicatie van het 1000ste oude arrest wordt de komende tijd in ieder geval elke twee weken (en zo mogelijk vaker) een bijzonder/bijzondere nog te publiceren arrest(en), uitgelicht. Eerder zijn het arrest Lindenbaum-Cohen, het arrest ‘Aletta Jacobs’, het arrest Levenslang na afschaffing van de doodstraf en het Geweerarresthet arrest over de dramatische ontvoering en levensberoving van een 13-jarige Haagse jongen in 1880, drie arresten over de positie van de vrouw in de rechtspraak, het arrest Gold Flakehet Driedagenarrest, het arrest over de aangespoelde balk op het strand en het arrest over de operette 'Friederike', het 'wildplasarrest' en het zogenoemde Ezelproces van Gerard Reve op deze wijze belicht.

Uitspraken van de Hoge Raad worden sinds het jaar 2000 geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl. Daarvóór vond publicatie van arresten hoofdzakelijk plaats via redacties van jurisprudentie-uitgaven van uitgevers. Een aantal arresten is door de uitgevers wel digitaal beschikbaar gesteld maar staat, in veel gevallen ook bewerkt, in databanken waarvoor een abonnement moet worden afgesloten. De Hoge Raad ziet het maatschappelijk belang van, en ook als zijn maatschappelijke taak in, het (gratis) online beschikbaar stellen van ‘oude’ (‘mijlpaal’)arresten van vóór het jaar 2000.

Veel van de inmiddels gepubliceerde arresten moesten worden opgevraagd uit het archief in Kampen en het Nationaal Archief in Den Haag. Deze arresten zijn vervolgens gescand en de handgeschreven arresten overgetypt, daarna zorgvuldig gecontroleerd, geanonimiseerd waar nodig en overgezet naar het systeem om ze te kunnen publiceren op rechtspraak.nl.

Kijk op onze website (onder Mijlpaalarresten) voor de lijst met de inmiddels gepubliceerde ‘oude’ mijlpaalarresten.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:1841:1