Als de rechter een pleeggezin onvoldoende veilig vindt voor een minderjarige, moet hij op zo’n manier beslissen dat plaatsing in het pleeggezin wordt voorkomen of beëindigd. Vindt een gecertificeerde instelling (hierna: GI) een pleeggezin onvoldoende veilig voor een onder haar toezicht of voogdij staande minderjarige, dan moet zij van plaatsing in het pleeggezin of van de voortzetting daarvan afzien. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld naar aanleiding van prejudiciële vragen van de rechtbank Noord-Nederland over, kort gezegd, de (rechts)bescherming van een kind dat in een pleeggezin is of wordt geplaatst en van ouders in geval van gezagsbeëindiging.