Zoeken - Zoekresultaten
Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden
De veroordeling van een verdachte wegens de moord op zijn ex-vriendin op 29 november 2018 in Rotterdam blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. Wel moeten de strafoplegging en de vordering tot schadevergoeding van de moeder van het slachtoffer opnieuw door het gerechtshof worden behandeld en beoordeeld.
Met ingang van vandaag, 15 april 2020, is het mogelijk om bij de belastingkamer van de Hoge Raad digitaal te procederen. Het gaat dan om belastingzaken en bestuursrechtelijke zaken waarin de uitspraak van de rechter in vorige instantie is bekendgemaakt op of na 15 april 2020. In civiele vorderingszaken en strafzaken bij de Hoge Raad kan al langer digitaal worden geprocedeerd. Met de stap van vandaag staat het webportaal van de Hoge Raad open voor digitaal procederen in alle drie de rechtsgebieden.
Op 15 april 2020 treedt digitaal procederen bij de belastingkamer van de Hoge Raad in werking (zie het nieuwsbericht van 2 maart 2020). Dit staat in een Koninklijk Besluit dat vandaag in het StaatsbladU verlaat Rechtspraak.nl is gepubliceerd. Voor veel procespartijen betekent dit dat digitaal procederen verplicht wordt in zaken waarin de vorige instantie op of na 15 april 2020 uitspraak doet.
Met ingang van 15 april 2020 wordt het mogelijk om bij de belastingkamer van de Hoge Raad digitaal te procederen in zaken waarin cassatieberoep wordt ingesteld tegen uitspraken van rechtbanken, gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en van Caribische gerechten die zijn gedaan op of na die datum.
De Hoge Raad heeft vandaag uitspraak gedaan in een zaak over (de gevolgen van) het zogenoemde project 1043 van de Belastingdienst en de Fraude Signalering Voorziening (databank FSV). In zijn uitspraak geeft de Hoge Raad uitgangspunten voor de behandeling van klachten over project 1043 en (het gebruik van) de databank FSV in belastingzaken. Het gaat daarbij om de situaties waarin de belastingplichtige zelf bewijs moet leveren voor in de belastingaangifte opgenomen aftrekposten.
Als de beslissing van de Belastingdienst om de aangifte van iemand te controleren onrechtmatig is omdat die controle voortvloeit uit een onrechtmatige risicoselectie of verwerking van persoonsgegevens, kan dat in uitzonderlijke gevallen gevolgen hebben voor de belastingaanslag die na zo’n controle wordt opgelegd. Die uitzonderlijke gevallen kunnen zich voordoen als de aangifte voor controle is geselecteerd op basis van een criterium dat leidt tot een schending van een grondrecht van die belastingplichtige zoals een schending van het verbod op discriminatie naar afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging. De schending van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer doordat persoonsgegevens van belastingplichtigen in een databank zijn verwerkt, is op zich niet zo’n uitzonderlijk geval. De Hoge Raad wijst in deze laatstgenoemde gevallen op de mogelijkheid van schadevergoeding waarbij de belastingplichtige een afzonderlijk verzoek om schadevergoeding moet indienen bij de Belastingdienst; een eventuele verdere procedure daarover moet worden gevoerd bij de algemene bestuursrechter of de civiele rechter.
De veroordeling van een oud-staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens het feitelijk leidinggeven aan het plegen van belastingfraude door zijn twee bv’s, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De Belastingdienst mag voor de controle van rittenregistraties in het kader van privégebruik van een auto van de zaak geen gebruik maken van met ANPR-camera’s vastgelegde beelden. Voor het gebruik van deze beelden bestaat namelijk geen toereikende wettelijke grondslag. Dat oordeelt de Hoge Raad vandaag in drie zaken.