Het civiele criterium van ‘gebleken onschuld’ in een schadevergoedingsprocedure bij de burgerlijk rechter na een vrijspraak in een strafzaak, leidt tot spanning met de onschuldpresumptie. Daarin kan een argument worden gevonden afscheid te nemen van dit criterium. Voor de voormalige verdachte bestaat dan nog maar één mogelijkheid om een vordering tot schadevergoeding door de burgerlijke rechter toegewezen te krijgen. Die mogelijkheid doet zich voor als het optreden van politie en/of justitie al op het moment van dat optreden met een rechtsregel in strijd was. Dit adviseert advocaat-generaal (AG) Bleichrodt in zijn conclusie van vandaag naar aanleiding van prejudiciële vragen die het gerechtshof Den Haag aan de Hoge Raad heeft gesteld. In de zaak waarin deze vragen zijn gesteld gaat het om een voormalige verdachte die in een strafzaak is vrijgesproken en via een civiele procedure vergoeding vordert van de schade die hij door het overheidsoptreden heeft geleden. Het gaat dan om een vordering uit onrechtmatige daad.