Geldt de medische vrijstelling voor de omzetbelasting ook voor besnijdenissen die niet op medische indicatie plaatsvinden maar wegens religieuze en/of culturele en/of hygiënische redenen? Om die vrijstelling te kunnen toepassen, moet van de besnijdenissen in het algemeen een preventieve werking uitgaan, zo oordeelt de Hoge Raad.
De beslissing van het gerechtshof Amsterdam dat de Nederlandse Staat twee voorgenomen maatregelen mocht doorvoeren om de geluidshinder van Schiphol te verminderen, blijft niet in stand. Voor de maatregelen moet op grond van Europese regels een procedure van evenwichtige aanpak ofwel de balanced approach worden gevolgd. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
Verplicht een mediationclausule partijen tot mediation voordat zij een juridische procedure beginnen? Deze vraag staat centraal in een uitspraak van de Hoge Raad van vandaag. De Hoge Raad oordeelt dat deze vraag moet worden beantwoord door uitleg van de mediationclausule. Een mediationclausule kan partijen verplichten tot mediation voordat zij een procedure beginnen, maar kan ook zo worden uitgelegd dat partijen niet verplicht zijn eerst mediation te proberen. Als een mediationclausule zo moet worden uitgelegd dat deze verplicht tot mediation en een partij een procedure begint zonder eerst die mediationverplichting na te komen, kan de rechter op verzoek van de andere partij de procedure aanhouden om partijen de gelegenheid te geven alsnog mediation te proberen. Tot zo’n aanhouding is de rechter echter niet verplicht.
Hoge Raad: lagere vergoeding voor kosten in bezwaarfase belastingzaken blijft buiten toepassing vanwege mogelijk discriminerend onderscheid met andere bestuursrechtelijke zaken
Is er een juridische grondslag voor inzage in stukken uit afgesloten jeugdbeschermingsprocesdossiers die bij de rechtbank worden bewaard? Advocaat-generaal (AG) De Bock beantwoordt deze vraag bevestigend in haar conclusie van vandaag naar aanleiding van prejudiciële vragen die de rechtbank Rotterdam aan de Hoge Raad heeft gesteld. Volgens de AG heeft een betrokkene op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in beginsel recht op informatie uit zijn of haar jeugdbeschermingsdossier omdat in die dossiers de eigen persoonsgegevens zijn verwerkt. Uit artikel 8 EVRM waarin onder meer het grondrecht op privé- en familieleven is geregeld, volgt dat dit recht op informatie in de persoonsgegevens over de eigen kindertijd heel zwaar weegt.