Veroordelingen in zaak ‘zwembadmoord Marum’ blijven in stand
De veroordelingen van vier verdachten in de zaak die bekendstaat als de ‘zwembadmoord Marum’ blijven in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
Het gaat om de veroordelingen van de toenmalige partner van het slachtoffer, haar broer, hun moeder en een vierde verdachte. De drie familieleden werden door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ieder veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf wegens het medeplegen van uitlokking van medeplegen van moord. De vierde verdachte kreeg zes jaar cel.
De zaak
Op 10 juli 2012 werd een man vlak bij het zwembad aan de Langestraat in Marum doodgeschoten. Het aanvankelijke opsporingsonderzoek leidde tot de aanhouding van twee verdachten, te weten de schutter en de opdrachtgever. Beiden zijn onherroepelijk veroordeeld. De schutter kreeg in 2014 voor het medeplegen van moord een gevangenisstraf van vijftien jaar en de opdrachtgever voor datzelfde feit (na cassatie) een gevangenisstraf van negentien jaar en zeven maanden.
In de loop van het onderzoek zijn ook twee familieleden (de toenmalige partner van het slachtoffer en haar broer) als verdachten aangemerkt. Zij zijn aangehouden en uitgebreid verhoord, maar hun zaken zijn eind 2012 bij gebrek aan bewijs geseponeerd.
De zaak kwam in 2016 opnieuw aan het licht nadat de opdrachtgever een kroongetuigeovereenkomst sloot met het OM. Naar aanleiding van zijn verklaringen als kroongetuige is door het OM een nieuw onderzoek ingesteld. Dit onderzoek heeft in juli 2021 (opnieuw) tot de aanhouding en vervolging van de twee familieleden geleid. Daarnaast werden ook hun moeder en een vierde verdachte (de man die het wapen voor de moord zou hebben geleverd) vervolgd.
Op de terechtzitting kwam naar voren dat de kroongetuige sms-berichten die zijn verklaring zouden bevestigen zelf valselijk had opgesteld en dat hij daarover had gelogen. Hij werd hiervoor in 2023 door de rechtbank veroordeeld voor meineed.
Het gerechtshof oordeelde in de onderliggende zaken dat de politie en het OM voordat de kroongetuigedeal tot stand kwam meer en zorgvuldiger onderzoek hadden moeten doen naar de (door de kroongetuige vervalste) sms-berichten. Het hof verklaarde de deal daarom onrechtmatig. De onrechtmatigheid van de deal leidde echter niet tot niet-ontvankelijkheid van het OM omdat – zo oordeelde het hof – de gevolgen van de fouten voldoende op een andere wijze konden worden gecompenseerd, namelijk door gedeeltelijke bewijsuitsluiting en door strafvermindering. Het hof sloot de verklaringen die de kroongetuige had afgelegd vóórdat hij de vervalsing van de sms-berichten bekende, uit van het bewijs. Zijn verklaringen van ná dat moment gebruikte het hof wel als bewijs, maar met grote terughoudendheid. Daarnaast legde het hof aan de veroordelingen veel ander bewijs ten grondslag, waaronder de verklaringen van de schutter, sms-berichten en telefonische contacten tussen de familieleden (en de kroongetuige), en de resultaten van een ruisstrategie.
Cassatie(klachten)
Door de verdediging is met name geklaagd dat er sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces omdat het hof het OM ten onrechte niet niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging van de verdachten, en niet alle verklaringen van de kroongetuige van het bewijs heeft uitgesloten. Daarnaast is geklaagd over het oordeel van het hof dat het een gedeelte van de verklaringen van de kroongetuige betrouwbaar, en daarmee bruikbaar voor het bewijs heeft geacht.
Advies advocaat-generaal (AG)
De AG adviseerde de Hoge Raad op 8 juli 2025 de veroordelingen in stand te laten en in verband met de overschrijding van de redelijke termijn de oplegde straffen naar de gebruikelijke maatstaf te verminderen.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad is van oordeel dat de cassatieklachten niet slagen en heeft de klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat ze niet tot vernietiging van de uitspraak van het hof kunnen leiden en geen juridische belangrijke nieuwe vragen oproepen die moeten worden beantwoord. De Hoge Raad heeft bij vervroeging uitspraak gedaan waardoor de overschrijding van de redelijke termijn niet tot strafvermindering heeft geleid.
Met het oordeel van de Hoge Raad zijn de veroordelingen definitief.