Advies AG aan Hoge Raad: de verhoging van het belastingrentepercentage voor de vennootschapsbelasting naar 8% is onverbindend

1 oktober 2025

Het bij Besluit belasting- en invorderingsrente (Bbi) per 1 januari 2022 naar 8% verhoogde percentage vennootschapsbelastingrente is onverbindend omdat de Besluitgever buiten een aan hem gedelegeerde regelbevoegdheid is gegaan. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Koopman de Hoge Raad in een vandaag gepubliceerde conclusie.

De zaak

Het belastingrentepercentage in het Bbi (een algemeen verbindend voorschrift maar geen wet in formele zin) is voor de vennootschapsbelasting per 1 januari 2022 verhoogd naar 8%. Voordien was het 4% of lager. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 november 2024 geoordeeld dat die verhoging het evenredigheidsbeginsel schendt en heeft de verhoging daarom onverbindend verklaard.

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen die uitspraak sprongcassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld (daarbij wordt hoger beroep overgeslagen) omdat de uitspraak van de rechtbank tot veel bezwaarschriften van andere belastingplichtigen leidde tegen hen in rekening gebrachte belastingrente. De Staatssecretaris heeft voor die bezwaren een aanwijzing massaal bezwaar afgegeven. Daardoor bepaalt de uitkomst van deze cassatieprocedure ook rechtstreeks de beslissingen op die bezwaren.

Amicus curiae

Sinds medio 2021 kunnen de hoogste bestuursrechters, waaronder de belastingkamer van de Hoge Raad, in concrete rechtszaken inbreng vragen van externe ‘meedenkers’. Vanwege de gevolgen die zijn uitspraak kan hebben voor anderen dan de partijen in deze procedure heeft de Hoge Raad ook andere bedrijven en organisaties voor wie zijn uitspraak gaat gelden (als gevolg van de massaal-bezwaar-aanwijzing) de gelegenheid gegeven hun zienswijzen in te brengen. Voor de belastingkamer van de Hoge Raad is deze zaak de eerste waarin deze amicus-procedure is gebruikt. In totaal zijn 149 reacties ontvangen. De reacties zijn in geanonimiseerde vorm gepubliceerd (pdf, 482 kB).

Het advies van AG Koopman

Net als de rechtbank acht de AG de verhoging naar 8% onverbindend, maar om een andere reden: de Besluitgever heeft zijns inziens daarmee de aan hem gedelegeerde bevoegdheid tot regelgeving overschreden. De Hoge Raad heeft in een eerder arrest van 18 november 2022 geoordeeld dat de belastingrente vennootschapsbelasting is bedoeld om het rentenadeel van de schuldeiser te compenseren. Daaruit volgt dat het Bbi geen hoger rentepercentage mag vaststellen dan nodig is om dat nadeel te compenseren. De in het Bbi vastgestelde rente ad 8% is daarmee te hoog.

Ook als de Besluitgever wél geacht kan worden binnen zijn bevoegdheid te zijn gebleven, acht de AG de verhoging onverbindend omdat zij de toetsing aan het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel niet doorstaat. Van een voldoende belangenafweging is niet gebleken.

De AG adviseert de Hoge Raad daarom het cassatieberoep van de Staatssecretaris ongegrond te verklaren. Dat betekent dat volgens de AG de uitspraak van de rechtbank in stand moet blijven en de belastingrente zowel voor de vennootschapsbelasting als voor andere belastingen moet worden gesteld op het percentage van de wettelijke niet-handelsrente. Die rente staat in 2025 op 6%.

De AG spreekt zich niet uit over de vraag of het rentepercentage dat tot 1 oktober 2020 in art. 30hb stond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (dat is wél een wet in formele zin) onverbindend is wegens strijdigheid met mensenrechten. Die vraag is in deze zaak niet aan de orde. Het gaat hier alleen om rente gebaseerd op het Bbi, over een periode die begint op 1 juli 2022.

Uitspraak van de Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2025:1044