Advies AG aan Hoge Raad: van de twee uitspraken van het hof dat warmteleverancier Ennatuurlijk geen aansluitbijdrage in rekening mocht brengen kan er één in stand blijven en moet de andere worden vernietigd
De uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat warmteleverancier Ennatuurlijk geen aansluitbijdrage in rekening mocht brengen aan haar verbruikers van stadswarmte in Eindhoven kan in stand blijven. De uitspraak in de zaak die betrekking heeft op de verbruikers van stadswarmte in Tilburg moet worden vernietigd in verband met een cassatieklacht over het verjaringsoordeel. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Hartlief in zijn conclusies van vandaag.
De zaken
Vooruitlopend op de Warmtewet die per 1 januari 2014 transparantie voorschrijft over de aan verbruikers in rekening gebrachte tarieven heeft Ennatuurlijk vanaf 2012 op haar facturen naast de variabele kosten voor verbruik en vastrecht een post ‘aansluitbijdrage’ (een bijdrage in de kosten van een aansluiting op het warmtenet) opgenomen. Naar aanleiding hiervan rees bij verbruikers de vraag of zij wel gehouden zijn tot betaling van die aansluitbijdrage.
In deze twee collectieve-actieprocedures staat de vraag centraal of Ennatuurlijk een aansluitbijdrage in rekening mocht brengen aan de door de stichtingen vertegenwoordigde verbruikers van stadsverwarming in Tilburg respectievelijk Eindhoven.
De verbruikers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij er in redelijkheid van mochten uitgaan dat de volledige aansluitbijdrage al in rekening was gebracht aan de aanvrager van de aansluiting (de aanvrager en verbruiker zijn niet steeds dezelfde partij, de woningcorporatie is dan bijvoorbeeld de aanvrager en de huurder de verbruiker). Bovendien bleek volgens de verbruikers niet uit de leveringsovereenkomst dat een gedeelte van de aansluitbijdrage aan hen in rekening zou worden gebracht.
Ennatuurlijk heeft aangevoerd dat zij de tarieven voor de geleverde energie (onder andere voor het ‘in stand houden van de aansluiting’) eenzijdig mocht bepalen en dat de geldende regelgeving het toeliet om een gedeelte van de aansluitbijdrage periodiek en als onderdeel van het vastrecht in rekening te brengen. Volgens Ennatuurlijk bood de leveringsovereenkomst een grondslag om de aansluitbijdrage in rekening te brengen. Verder heeft Ennatuurlijk geen hoger bedrag aan verbruikers in rekening gebracht dan het maximumtarief dat is vastgesteld voor de verschillende tariefonderdelen.
Uitspraken rechtbank en hof
De rechtbank en het hof hebben geoordeeld dat er geen juridische basis is voor het in rekening brengen van een aansluitbijdrage aan verbruikers. Het oordeel van het hof komt er – heel kort samengevat – op neer dat geen wilsovereenstemming bestond over het verschuldigd zijn van een bijdrage voor het realiseren van de aansluiting en dat het op de weg van Ennatuurlijk als professionele partij lag om de leveringsovereenkomst zo in te richten dat deze niet voor misverstand vatbaar zou zijn.
Ennatuurlijk stelde cassatieberoep in tegen de uitspraken van het hof en heeft verschillende klachten tegen deze uitspraken gericht.
Advies AG
De AG is van mening dat geen van de cassatieklachten slaagt, met uitzondering van één klacht in de ‘zaak Tilburg’ over verjaring. Als de AG hierin wordt gevolgd, dan zou dit betekenen dat de uitspraak van het hof in de ‘zaak Eindhoven’ in stand kan blijven en dat in ‘de zaak Tilburg’ opnieuw naar het oordeel over verjaring moet worden gekeken. Het hof heeft in ‘de zaak Tilburg’ in het midden gelaten of de vorderingen van de door de stichting vertegenwoordigde verbruikers zijn verjaard, op de grond dat eventuele verjaring niet in de weg staat aan de mogelijkheid van verrekening. Zo algemeen geformuleerd is dit volgens de AG onjuist: een verjaarde vordering kan niet altijd worden verrekend.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 13 februari 2026.
Het advies, een zogenoemde conclusie, van de AG is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De AG is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.