Advies plv. PG aan Hoge Raad n.a.v. prejudiciële vragen over het door de rechter ambtshalve onderzoeken van informatieplichten bij op afstand gesloten verzekeringsovereenkomsten

10 oktober 2025

Naar aanleiding van prejudiciële vragen die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam aan de Hoge Raad heeft gesteld over het door de rechter ambtshalve onderzoeken van informatieplichten van verzekeraars bij op afstand gesloten verzekeringsovereenkomsten, heeft plaatsvervangend procureur-generaal (plv. PG) Wissink vandaag zijn advies aan de Hoge Raad uitgebracht. De prejudiciële vragen bouwen voort op de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad in Arvato I. (ECLI:NL:HR:2021:1677). In die zaak ging het om ambtshalve onderzoek van informatieplichten van de Richtlijn consumentenrechten bij overeenkomsten die zijn gesloten op afstand. Die beslissing ging niet over op afstand gesloten verzekeringsovereenkomsten.

Achtergrond

In deze zaak heeft een consument op afstand (via internet) een autoverzekering afgesloten bij Achmea. In een juridische procedure vordert Achmea de consument te veroordelen tot betaling van een geldbedrag omdat de consument een gedeelte van de premiekosten en/of andere kosten niet heeft betaald. Tegen de consument is in de procedure verstek verleend.

Voor op afstand gesloten verzekeringsovereenkomsten gelden informatieplichten op basis van de Europese Richtlijn verkoop op afstand van financiële diensten en de Richtlijn verzekeringsdistributie. Deze zijn opgenomen in het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (hierna: BGfo) dat is gebaseerd op de Wet financieel toezicht (hierna: Wft). De in deze zaak gestelde prejudiciële vragen komen erop neer welke van de informatieplichten de rechter eventueel ambtshalve moet of mag onderzoeken en sanctioneren.

Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan, als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Wel moet het gaan om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is.

Conclusie plv. PG

Net als het geval was met de informatieplichten van de Richtlijn consumentenrechten waarover de Hoge Raad heeft geoordeeld in Arvato I, heeft de civiele rechter volgens de plv. PG bij het op afstand afsluiten van verzekeringsovereenkomsten een ambtshalve taak bij de relevante informatieplichten van de Richtlijn verkoop op afstand van financiële diensten en van de Richtlijn verzekeringsdistributie. Dan gaat het om informatieplichten waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt en om de essentiële informatieplichten van deze richtlijnen. Uit art. 6:193f onder e BW volgt welke informatieplichten door de wetgever zijn aangemerkt als essentiële informatieplichten. Dit betreft onder meer de in art. 77 lid 1 BGfo voorgeschreven informatie over, bijvoorbeeld, de identiteit van de financiële dienstverlener, de belangrijkste kenmerken van het financiële product, de door de consument te betalen bedragen, de nominale looptijd van de overeenkomst en of de consument de overeenkomst binnen een bedenktermijn kan herroepen.

Ten aanzien van deze informatieplichten moet de rechter ambtshalve onderzoeken of uit de stellingen van de financiële dienstverlener en/of verzekeringsdistributeur en de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat daaraan is voldaan. De rechter hoeft niet ambtshalve te toetsen of is voldaan aan de verplichting om deze informatie te verstrekken op een duurzame drager. De rechter hoeft ook niet ambtshalve te toetsen of het informatiedocument volgens het BGfo is opgemaakt en verstrekt.

Zoals ook het geval was met de informatieplichten van de Richtlijn consumentenrechten waarover de Hoge Raad heeft geoordeeld in Arvato I, heeft de civiele rechter volgens de plv. PG een ambtshalve taak bij de sanctionering als niet voldaan is aan relevante informatieplichten van de Richtlijn verkoop op afstand van financiële diensten en van de Richtlijn verzekeringsdistributie.

Als informatieplichten waaraan de wet een bijzondere sanctie verbindt niet zijn nageleefd, moet de rechter ambtshalve die sanctie toepassen. Als sprake is van een voldoende ernstige schending van een of meer essentiële informatieplichten, kan de rechter kan de overeenkomst geheel of gedeeltelijk vernietigen. Gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst kan bestaan in een vermindering van de verplichtingen, met name de betalingsverplichtingen, van de consument.

Een (gedeeltelijke) vernietiging van de overeenkomst kan worden gebaseerd op art. 6:193j lid 3 BW, waarbij een bewijsvermoeden kan worden gehanteerd. Bij een voldoende ernstige schending van essentiële informatieplichten van de beide Richtlijnen kan de rechter aannemen dat de overeenkomst tot stand is gekomen als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk als bedoeld in de wet. De verzekeraar kan dit vermoeden weerleggen door feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit de rechter met voldoende zekerheid kan afleiden dat het ontbreken van de vereiste essentiële informatie in het concrete geval niet van invloed is geweest op de wilsvorming van de consument.

De kantonrechter heeft ook een vraag gesteld over het moment waarop informatie wordt verstrekt. Art. 78 lid 2 onder a BGfo laat toe dat informatie pas wordt verstrekt tegelijk met afgifte van de polis. De plv. PG adviseert de Hoge Raad om aan het Hof van Justitie van de EU te vragen of deze regel in overeenstemming is met de Richtlijn verkoop op afstand van financiële diensten.

Uitspraak Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet. Na de uitspraak van de Hoge Raad zal de rechtbank de zaken voortzetten en in haar uitspraak rekening houden met de antwoorden van de Hoge Raad. Ook andere rechters die in vergelijkbare zaken moeten beslissen zullen de antwoorden van de Hoge Raad daarbij betrekken.

Het advies, een zogenoemde conclusie, van de plv. PG is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De plv. PG is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2025:1093