Hoge Raad: dertien jaar duurt te lang
‘Flexibele schil’ geen rechtvaardiging voor dertien jaar onafgebroken uitzendwerk bij dezelfde inlener
De omstandigheid dat een bedrijf behoefte heeft aan een ‘flexibele schil' is geen adequate verklaring voor het gedurende bijna dertien jaar onafgebroken inlenen van dezelfde uitzendkracht. Zo’n lange inlening kan misbruik van de uitzendovereenkomst opleveren. Dat heeft de Hoge Raad vandaag beslist.
De zaak
Een werknemer heeft bijna dertien jaar op basis van opeenvolgende uitzendovereenkomsten onafgebroken als uitzendkracht gewerkt voor een bedrijf. De inlening is in 2022 geëindigd, omdat de productieafdeling toen is gesloten.
De werknemer heeft herhaaldelijk gevraagd om een vast dienstverband, maar het bedrijf heeft dat steeds geweigerd. Volgens de werknemer was geen sprake meer van tijdelijkheid van zijn werk en heeft het bedrijf de uitzendconstructie misbruikt. De werknemer is daarop een juridische procedure begonnen. Hij verzoekt in deze dat wordt vastgesteld dat hij een arbeidsovereenkomst met het bedrijf heeft. Ook vraagt hij om toekenning van verschillende vergoedingen en om betaling van achterstallig loon.
De rechtbank en het hof hebben alle verzoeken van de werknemer afgewezen. Volgens het hof is weliswaar sprake van langdurig gebruik van de uitzendovereenkomst, maar kan niet worden gesteld dat sprake is van misbruik van de uitzendovereenkomst zoals bedoeld in de Europese Uitzendrichtlijn, omdat het bedrijf een objectieve verklaring heeft gegeven voor het gebruik van de uitzendovereenkomst. Die verklaring is dat het bedrijf behoefte heeft aan een zogenoemde ‘flexibele schil’.
De werknemer ging tegen de uitspraak van het hof in cassatie bij de Hoge Raad.
Advies advocaat-generaal (AG)
De AG heeft de Hoge Raad op 21 maart jl. geadviseerd de uitspraak van het hof te vernietigen en de zaak te verwijzen naar een ander hof om opnieuw te worden beoordeeld.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad stelt voorop dat uit de Europese Uitzendrichtlijn en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat uitzendwerk ook echt tijdelijk is. Dat geldt ongeacht of er sprake is van één doorlopende opdracht of van een aantal achtereenvolgende opdrachten. Er is sprake van misbruik van de uitzendovereenkomst als de duur van de inlening van de uitzendkracht bij een bedrijf langer is dan wat – gelet op alle relevante omstandigheden – redelijkerwijs als tijdelijk kan worden aangemerkt, en het inlenende bedrijf voor de daadwerkelijke duur van de terbeschikkingstelling geen objectieve verklaring kan geven.
Naar het oordeel van de Hoge Raad is de algemene behoefte van het inlenende bedrijf aan een flexibele schil en aan flexibel in te zetten werkkrachten geen adequate verklaring voor het dertien jaar onafgebroken inschakelen van de uitzendkracht. Als het hof heeft bedoeld dat in de bijzondere omstandigheden van dit geval wél een adequate objectieve verklaring bestond voor de langdurige inlening van de uitzendkracht, heeft het hof dat oordeel volgens de Hoge Raad onvoldoende gemotiveerd.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en verwijst de zaak naar een ander hof om opnieuw te worden beoordeeld.