Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling voor doden zoontje kan in stand blijven
De veroordeling van een moeder voor het doden en het in hulpeloze toestand brengen en laten van haar elfjarige zoontje in hun woning kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Paridaens de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag.
De zaak
De zaak gaat over het overlijden van een elfjarig jongetje, het zoontje van de verdachte. In de vroege ochtend van 13 februari 2020 werd hij zonder hartslag in zijn bed aangetroffen. Nadat de hulpdiensten waren gearriveerd en hem naar het ziekenhuis hadden gebracht, is hij daar overleden.
De moeder van het jongetje werd als verdachte aangemerkt. Zij is door het Openbaar Ministerie vervolgd voor moord en het opzettelijk in een hulpeloze toestand brengen en laten van hem. De verdachte zou haar zoontje, dat een ontwikkelingsstoornis had en klein en licht voor zijn leeftijd was, medicatie hebben toegediend die aan haar was voorgeschreven.
Het gerechtshof veroordeelde de verdachte onder meer voor moord en legde een gevangenisstraf op van vijftien jaar. Daarnaast heeft het hof een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.
Cassatieklachten
De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie wordt onder meer geklaagd over de bewezenverklaring van moord en van het opzettelijk in een hulpeloze toestand brengen en laten. Volgens de verdediging kan uit de bewijsvoering niet worden afgeleid dat sprake is van de voor moord vereiste ‘voorbedachte raad’ en ‘opzet’ ten aanzien van de dood van haar zoontje. Volgens de raadsman kan het opzet op het in een hulpeloze toestand brengen en laten ook niet uit de bewijsvoering volgen. Verder wordt in cassatie geklaagd over de beslissing van het hof dat de tijd die de verdachte – tijdens de geschorste voorlopige hechtenis – in ‘huisarrest’ heeft doorgebracht niet van de gevangenisstraf moet worden afgetrokken.
Conclusie AG
Volgens de AG heeft het hof de bewezenverklaringen uit de bewijsvoering kunnen afleiden en zijn die oordelen ook niet onbegrijpelijk.
Het hof was volgens de AG ook niet verplicht te bepalen dat het ‘huisarrest’ van de opgelegde gevangenisstraf moet worden afgetrokken. Het hof merkt de tijd die de verdachte in ‘huisarrest’ heeft doorgebracht niet aan als voorarrest, omdat de verdachte binnen haar woning en tuin de volledige vrijheid had om te doen en laten wat zij wilde. Daarmee is de situatie volgens het hof niet gelijk te stellen aan detentie in een huis van bewaring of een gevangenis. Dit oordeel vindt de AG niet onbegrijpelijk.
De AG adviseert de Hoge Raad dan ook de cassatieklachten te verwerpen en daarmee de veroordeling en de opgelegde straf en maatregel in stand te laten.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 3 februari 2026.
Een conclusie van de AG is een onafhankelijke rechtsgeleerde analyse en tevens een advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De AG is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.