Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling voor doden 22-jarige man uit Assendelft kan in stand blijven
De veroordeling van een verdachte voor het doden van een 22-jarige man uit Assendelft in 2021 en het wegmaken van zijn lichaam kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Spronken de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag.
De zaak
Het hof heeft de volgende feiten vastgesteld. In de ochtend van 12 maart 2021 is in een sloot in Amsterdam het stoffelijk overschot van een man aangetroffen. Uit onderzoek bleek dat hij was overleden aan de gevolgen van een inschotverwonding aan het hoofd. De bevindingen van de forensisch patholoog wezen uit dat sprake is geweest van een mondschot.
Op basis van de verklaringen van de verdachte staat volgens het hof vast dat de kogel waardoor het slachtoffer is overleden afkomstig was uit een vuurwapen dat de verdachte in zijn hand had. De verdachte heeft dit vuurwapen doorgeladen, zijn vinger op de trekker gelegd en van dichtbij gericht op het hoofd van het slachtoffer. Toen de loop van het vuurwapen zich in de mond van het slachtoffer bevond, werd een kogel afgevuurd.
Het hof veroordeelde de verdachte voor doodslag en het wegmaken van het lichaam van het slachtoffer en legde een gevangenisstraf van dertien jaar op en daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Verder heeft het hof aan de zus van het slachtoffer schadevergoeding toegekend, waaronder een bedrag van € 17.500 voor affectieschade. Affectieschade is schade die bestaat uit het verdriet door het overlijden van een naaste als gevolg van een strafbaar feit.
De verdachte stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Cassatieklachten
De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie is onder meer geklaagd over het bewijs van het opzet op de dood en over de vordering tot vergoeding van affectieschade van de zus van het slachtoffer. Volgens de verdediging heeft het hof haar ten onrechte ‘als naaste’ aangemerkt.
Advies AG
Volgens de AG slagen de cassatieklachten over het bewezen verklaarde opzet op de dood van het slachtoffer (doodslag) niet. De verklaring van de verdachte dat het vuurwapen per ongeluk is afgegaan omdat het slachtoffer zijn mond om de loop van het vuurwapen heeft geplaatst, heeft het hof volgens de AG op goede gronden als ongeloofwaardig aangemerkt.
Wat betreft de cassatieklacht over de toekenning van affectieschade concludeert de AG tot het volgende. De kring van personen die recht hebben op vergoeding van affectieschade is door de wetgever beperkt tot personen die een zeer nauwe band met het slachtoffer hebben. Broers of zussen van een overleden slachtoffer behoren volgens de wet niet tot deze vaste kring van personen. Uit de wetsgeschiedenis bij de op 1 januari 2019 in werking getreden Wet Affectieschade blijkt dat broers en zussen onder omstandigheden een beroep kunnen doen op de zogenaamde ‘hardheidsclausule’. Daarvoor moet volgens de wetsgeschiedenis een hechte affectieve relatie worden aangetoond. Daarbij wordt gekeken naar de intensiteit, de aard en de duur van de relatie.
Het hof heeft in deze zaak geoordeeld dat de zus van het slachtoffer een beroep toekomt op deze hardheidsclausule. Volgens de AG heeft het hof daarbij het juiste juridisch kader toegepast. Het hof heeft daarbij onder meer aan de hand van concrete stellingen van de zus in aanmerking genomen dat sprake was van een bijzondere en hechte affectieve relatie die uitging boven de gebruikelijke relatie tussen broers en zussen. Zo is aangevoerd dat de zus en haar broer geen gemakkelijke jeugd hebben gehad, dat hun ouders in 2017 naar Suriname zijn verhuisd en dat zij vanaf dat moment bij hun oma hebben gewoond en dat zij daar ook tot aan het overlijden van het slachtoffer in gezinsverband samen zijn geweest. Zij waren van plan om – na het verhuizen van hun oma – samen te blijven wonen. Verder heeft de zus een deel van de taken van de ouders overgenomen en vond het slachtoffer zo de steun die hij van zijn ouders miste. Ook na het overlijden van haar broer heeft de zus een rol vervuld die past bij de bijzondere en hechte relatie die zij hadden.
De AG adviseert de Hoge Raad de veroordeling, de opgelegde maatregel en de toegekende schadevergoeding in stand te laten. In verband met de duur van de procedure adviseert de AG de opgelegde gevangenisstraf te verminderen naar de gebruikelijke maatstaf.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 27 januari 2026.
Een conclusie van de AG is een onafhankelijke rechtsgeleerde analyse en tevens een advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De AG is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.