Advies AG aan Hoge Raad n.a.v. prejudiciële vragen over de geldigheid van overeenkomsten tot online gokken zonder vergunning

28 november 2025

Naar aanleiding van prejudiciële vragen die de rechtbanken Amsterdam en Noord-Holland aan de Hoge Raad hebben gesteld in twee zaken over online gokken, heeft advocaat-generaal (AG) Lindenbergh vandaag conclusie genomen. Het gaat met name om de vraag of kansspelovereenkomsten met aanbieders van kansspelen via internet die daarvoor geen vergunning hadden, om die reden ongeldig zijn. Dit is van belang voor speldeelnemers die met online gokken geld hebben verloren.

De AG is van opvatting dat de centrale vraag ontkennend moet worden beantwoord: kansspelovereenkomsten die zonder vergunning online zijn aangegaan, zijn niet om die reden ongeldig. Een vordering tot terugbetaling van het geleden verlies is dan ook niet op grond van onverschuldigde betaling toewijsbaar.

Juridisch kader

De Wet op de kansspelen (hierna: de Wok) verbiedt het aanbieden van kansspelen zonder vergunning. Tot 1 april 2021 was er niets geregeld voor online kansspelen en konden online kansspelaanbieders geen Nederlandse vergunning krijgen. Per 1 april 2021 trad de Wet Kansspelen op afstand (de Koa) in werking die onderdeel werd van de Wok en pas sinds 1 oktober 2021 kon een vergunning worden verkregen. Toch speelden al lang daarvoor heel veel mensen vanuit Nederland via het internet kansspelen. Verschillende spelers vorderen nu van de kansspelaanbieders het geld dat zij daarmee hebben verloren terug. Zij stellen dat de door hen gesloten kansspelovereenkomsten ongeldig zijn, omdat de kansspelaanbieder geen vergunning had.

De tekst van de Wok is niet duidelijk over de geldigheid van kansspelovereenkomsten die zijn gesloten zonder dat de aanbieder van het kansspel een vergunning had. Verschillende rechtbanken hebben (tegenstrijdige) uitspraken gedaan. Ook bij de rechtbank Amsterdam en de rechtbank Noord-Holland lopen dergelijke zaken. Het voorlopige oordeel van beide rechtbanken is dat overeenkomsten gesloten met aanbieders zonder vergunning nietig en dus ongeldig zijn. Maar voorafgaand aan een definitieve uitspraak willen beide rechtbanken duidelijkheid krijgen via zogenoemde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Het moet gaan om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of gerechtshof in behandeling is. Voor het stellen van prejudiciële vragen gelden een aantal voorwaarden: een antwoord op deze vragen moet nodig zijn voor het nemen van een beslissing in de betreffende zaak en dezelfde vraag of vragen moet(en) bovendien aan de orde zijn in andere samenhangende zaken.

De prejudiciële vragen in de zaken

De prejudiciële vragen van de rechtbanken gaan over de geldigheid van kansspelovereenkomsten die via internet zijn aangegaan zonder dat de aanbieder van het kansspel een vergunning had, en over de gevolgen als dergelijke overeenkomsten inderdaad ongeldig zijn.

Advies AG

De tekst, wetsgeschiedenis, wetssystematiek en doelstellingen van de Wok bieden volgens de AG geen aanwijzingen dat de wetgever met de Wok het aangaan van kansspelovereenkomsten heeft willen verbieden. De wet verbiedt alleen het gelegenheid geven om deel te nemen aan kansspelen zonder vergunning. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de Wok de strekking heeft of heeft gehad om de geldigheid aan te tasten van kansspelovereenkomsten die zonder vergunning tot stand zijn gekomen. De wetgever heeft in deze gevallen alleen voorzien in handhaving via het bestuursrecht en het strafrecht. De openbare orde of goede zeden dwingen er volgens de AG ook niet toe om te oordelen dat kansspelovereenkomsten zonder vergunning nietig zijn. Bescherming van consumentenbelangen kan bovendien waarschijnlijk ook, en mogelijk beter, worden bereikt met minder vergaande sancties dan nietigheid, zoals vernietiging van kansspelovereenkomsten wegens dwaling of schadevergoeding uit onrechtmatige daad. Anders dan bij nietigheid geldt de sanctie dan niet in het algemeen maar kan deze worden toegesneden op het concrete geval.

Bij dit alles speelt volgens de AG een rol dat al heel lang op grote schaal via het internet is gegokt en dat het wetgevingsproces om daarvoor vergunningen mogelijk te maken tientallen jaren heeft geduurd. In dat hele proces en in het handhavingsbeleid is echter niet over de mogelijkheid van ongeldigheid van de kansspelovereenkomsten gesproken. Ten slotte speelt een rol dat in het handhavingsbeleid is gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van speldeelnemers. Daarom is het aannemen van een recht op terugbetaling van door speldeelnemers geleden verliezen ook niet zonder meer redelijk.

Samengevat is de AG van opvatting dat kansspelovereenkomsten die online zijn aangegaan zonder dat de aanbieder een vergunning had, niet om die reden ongeldig zijn. Een vordering tot terugbetaling van het geleden verlies is dan ook niet op grond van onverschuldigde betaling toewijsbaar.

Uitspraak Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Een conclusie van de AG is een onafhankelijke rechtsgeleerde analyse en tevens een advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De AG is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl