Advies AG aan Hoge Raad: levenslange gevangenisstraf voor moord (femicide) in Kerkrade kan in stand blijven

11 november 2025

De opgelegde levenslange gevangenisstraf aan een verdachte voor de moord op zijn ex-partner in Kerkrade, die door het hof als femicide is gekwalificeerd, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Sinnige de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag.

De zaak

Het gaat in deze zaak om een moord die plaatsvond op 10 juli 2019 in Kerkrade. Een vrouw kwam die dag om het leven door het handelen van de verdachte, met wie zij een relatie had gehad. Zij had die relatie vier maanden eerder verbroken. Voorafgaand aan haar dood heeft zij bij de politie veelvuldig melding gedaan van bedreigend gedrag van de kant van de verdachte. De verdachte was toen al een locatie- en contactverbod opgelegd.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor moord en hem een levenslange gevangenisstraf opgelegd. Tegen deze uitspraak stelde de verdachte beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatieklachten

De advocaten van de verdachte vragen de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie is onder meer geklaagd dat oplegging van een levenslange gevangenisstraf is strijd is met artikel 3 EVRM (verbod van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing). Dit omdat volgens de verdediging ten tijde van de oplegging van de straf al vaststond dat de verdachte zich tijdens de tenuitvoerlegging van de straf niet zal kunnen voorbereiden op een eventuele terugkeer in de samenleving en dat hem in dat verband ook geen mogelijkheden tot resocialisatie zullen worden geboden. In een toelichting op de cassatieklacht stelt de verdediging aan de orde dat geen enkel realistisch perspectief op verkorting van de levenslange gevangenisstraf bestaat omdat het hof zelf al heeft vastgesteld dat deskundigen van oordeel zijn dat een terugkeer naar de samenleving slechts zal kunnen door oplegging van tbs.

Ook is namens een benadeelde partij een cassatieklacht ingediend over de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering tot vergoeding van affectieschade.

Advies AG

Volgens de AG gaat de verdediging in de toelichting op de cassatieklacht uit van een verkeerde lezing van het arrest. Het hof heeft namelijk alleen vastgesteld dat uit het rapport van de deskundigen volgt dat bij de verdachte een hoog risico op recidive bestaat. Anders dan de deskundigen is het hof echter van oordeel een tbs-maatregel het recidiverisico niet genoeg zal verminderen. Daarna gaat de AG in op artikel 3 EVRM in relatie tot de mogelijkheden die de Staat een levenslanggestrafte moet bieden om zich in de gevangenis of daarbuiten te rehabiliteren. Ook kijkt de AG naar hoe dit onder het huidige nationale systeem is geregeld. Daarin bestaan ook voor mensen met psychiatrische problemen zoals de verdachte mogelijkheden om behandeld te worden en zich te rehabiliteren. Dat kan eventueel bij de rechter worden afgedwongen. Daarom is de AG van oordeel dat het feit dat nu nog niet duidelijk is hoe de behandeling van de verdachte eruit zal gaan zien, niet betekent dat oplegging van de levenslange gevangenisstraf op dit moment in strijd is met artikel 3 EVRM.

De andere cassatieklachten, afgezien van een klacht over de duur van de gijzeling bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, slagen niet. Dat geldt ook voor de cassatieklacht van de benadeelde partij. De AG adviseert de Hoge Raad dan ook de veroordeling en de opgelegde levenslange gevangenisstraf in stand te laten. De duur van de opgelegde gijzeling met betrekking tot de schadevergoedingsmaatregelen kan de Hoge Raad zelf aanpassen.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 20 januari 2026.

Een conclusie van de AG is een onafhankelijke rechtsgeleerde analyse en tevens een advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De AG is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2025:1233