Hoge Raad laat veroordeling tot levenslange gevangenisstraf van hoofdverdachte in liquidatieproces Himalaya in stand
De veroordeling van de hoofdverdachte in het liquidatieproces Himalaya voor onder meer meervoudige moord blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag beslist. Dat geldt ook voor de opgelegde levenslange gevangenisstraf. De Hoge Raad volgt niet de aanbeveling van de advocaat-generaal (AG) om de uitspraak op dit punt aan te houden.
De zaak
Het gerechtshof heeft vastgesteld dat de verdachten deel uitmaakten van een criminele organisatie die was gericht op het plegen en voorbereiden van moorden in opdracht. De werkwijze beoordeelde het hof als ‘zonder meer professioneel’. Er bestond een dodenlijst met namen en adressen van verschillende doelwitten. Binnen de organisatie werden opdrachten gegeven om doelwitten te liquideren, waarbij personen werden ingezet om hen te observeren en anderen om de liquidaties uit te voeren. Daarbij werden (gestolen) voertuigen en vuurwapens geregeld. Een groot deel van de leden van de organisatie kregen (maandelijks) betaald en van de financiën werd een boekhouding bijgehouden. De leden communiceerden met (versleutelde) PGP-toestellen en uit de aangetroffen communicatie (in de Ennetcom-data) kon een beeld worden verkregen hoe het er in de organisatie aan toe ging. De hoofdverdachte vervulde volgens het hof een spilfunctie en hij fungeerde ook als moordmakelaar. Bij één van de moorden waarbij de verdachte volgens het hof was betrokken is sprake geweest van een ‘vergismoord’ waarbij een ander is doodgeschoten dan waartoe de opdracht was gegeven. De andere vier verdachten werden door het hof veroordeeld voor hun rol bij de verschillende moorden tot gevangenisstraffen variërend tussen de acht en twee jaar. De verdachten gingen tegen deze veroordelingen in cassatie bij de Hoge Raad.
Cassatieklachten in de zaak tegen de hoofdverdachte
De advocaten van de hoofdverdachte klaagden onder meer over de oordelen van het hof dat:
(i) de verdachte opzet had op de vergismoord;
(ii) de oplegging van de levenslange gevangenisstraf niet in strijd is met het verbod op onmenselijke bestraffing (artikel 3 EVRM);
(iii) het gebruik van de Ennetcom-data niet in strijd is met het recht op bescherming van de privacy (artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de vereisten van noodzakelijkheid en evenredigheid, zoals die voortvloeien uit artikel 7, 8 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet zijn geschonden.
Advies van de AG
De AG adviseerde de Hoge Raad om de veroordeling van de hoofdverdachte in stand te laten. Ook adviseerde zij de behandeling van de zaak op het punt van de levenslange gevangenisstraf aan te houden om de verantwoordelijke bewindspersoon in de gelegenheid te stellen om de procedurele waarborgen van de herbeoordelingsprocedure van die straf nader te reguleren.
In de zaak tegen een van de andere verdachten adviseerde de AG de zaak terug te wijzen omdat het hof niet kon oordelen dat sprake was van medeplegen. In de andere drie zaken kunnen de veroordelingen volgens het advies in stand blijven.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad laat de veroordeling van de hoofdverdachte in stand en heeft de klachten over ‘levenslang’ en ‘Ennetcom’ in zijn uitspraak besproken. De overige klachten verwerpt de Hoge Raad met een verkorte motivering.
Levenslange gevangenisstraf
Uiterlijk 25 jaar na oplegging van een levenslange gevangenisstraf moet - vanwege de eisen die het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) aan die straf stelt - beoordeeld worden of er redenen zijn om de levenslange gevangenisstraf te verkorten of om de veroordeelde (voorwaardelijk) vrij te laten. Die beoordeling vindt in Nederland niet rechtstreeks plaats door de rechter. Beslissingen hierover worden door de minister genomen. Sinds 2017 bestaat daarvoor een herbeoordelingsprocedure. Daarin beslist de minister over het aanbieden van re-integratieactiviteiten en gratieverlening. De Hoge Raad heeft die procedure in 2017 al een keer getoetst. Dat heeft toen geleid tot het oordeel dat (kort gezegd) die procedure aan de eisen voldoet, mede omdat de (civiele of de penitentiaire) rechter dergelijke beslissingen van de minister kan toetsen.
Bij de oplegging van de levenslange gevangenisstraf gaat het erom of het stelsel als geheel de waarborgen biedt dat de tenuitvoerlegging niet in strijd zal komen met artikel 3 EVRM (het verbod op een onmenselijke bestraffing). Tot nu toe vindt de Hoge Raad dat die waarborgen er zijn. Dat sluit niet uit dat de Hoge Raad in de toekomst tot een ander oordeel zal komen als op grond van goed vastgestelde feiten is gebleken dat de levenslange gevangenisstraf in de praktijk nooit wordt verkort. Daarbij zal van belang zijn of en zo ja, hoe vaak gratie wordt verleend, maar ook of sprake is van structurele tekortkomingen in de tenuitvoerleggingspraktijk, waaruit blijkt dat de rechtsgang onvoldoende effectief is of de uitspraken van de rechter die de beslissingen van de minister toetst niet worden opgevolgd.
Uit de in het advies van de AG opgenomen informatie blijkt dat sinds 2017 in een aantal gevallen gratie is verleend aan levenslang gestraften. Daarnaast hebben uitspraken van de civiele rechter ertoe geleid dat de minister meermaals is opgedragen om nieuwe beslissingen te nemen. Dat heeft de minister vervolgens ook gedaan. In een aantal gevallen is daarna overgegaan tot gratieverlening. Daarom vindt de Hoge Raad dat op dit moment het stelsel voldoende waarborgen biedt tegen schending van artikel 3 EVRM.
Ennetcom-data
De ‘Ennetcom-data’ zijn in Canada in beslag genomen. De Canadese rechter heeft deze data overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten. Daarbij heeft hij voorwaarden gesteld aan het gebruik in Nederland van deze data. Als die data worden gebruikt in andere onderzoeken dan de vier onderzoeken waarvoor Nederland de overdracht heeft gevraagd, moet een Nederlandse rechter daarvoor eerst machtiging verlenen. Het onderzoek ‘Himalaya’ (waar deze zaak onder valt) is zo’n ‘ander onderzoek’. Het hof heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris in deze zaak meerdere machtigingen voor het gebruik van die data in dit onderzoek heeft gegeven, dat hij daarbij steeds de belangen van derden heeft betrokken, dat het ging om ernstige verdenkingen en dat de machtigingen waren beperkt tot één of meer specifieke emailadressen van mogelijke verdachten. De Hoge Raad oordeelt daarom dat het hof kon beslissen dat geen sprake was van schending van de privacy van de verdachte (artikel 8 EVRM).
Wat betreft de vermeende schending van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie werd een beroep gedaan op het arrest in de zaak CG/Landeck van het Europese Hof van Justitie (HvJEU). Over die uitspraak heeft de Hoge Raad recent een arrest gewezen. Daarin staat dat het arrest CG/Landeck betekent dat bij ieder onderzoek aan (onder meer) telefoongegevens dat een meer dan beperkte inbreuk op de privacy meebrengt, een voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris nodig is. Die eis geldt ook in zaken als deze en daaraan is in dit geval voldaan.
Overige zaken
In alle overige zaken verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep, ook in de zaak waarin de AG adviseerde de zaak terug te wijzen. De Hoge Raad is van oordeel dat het hof in die zaak bewezen kon verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereiding van moord.