Advies AG aan Hoge Raad: laat veroordelingen in zaak ‘zwembadmoord Marum’ in stand

8 juli 2025

De veroordelingen van vier verdachten in de zaak die bekendstaat als de ‘zwembadmoord Marum’ kunnen in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Aben in zijn conclusies van vandaag. Het gaat in cassatie om de veroordelingen van de toenmalige partner van het slachtoffer, haar broer, hun moeder en een vierde verdachte.

De zaak

Op 10 juli 2012 werd een man vlak bij het zwembad aan de Langestraat in Marum doodgeschoten. Het aanvankelijke opsporingsonderzoek leidde tot de aanhouding van twee verdachten, te weten de schutter en de opdrachtgever. Beiden zijn onherroepelijk veroordeeld. De schutter kreeg in 2014 voor het medeplegen van moord een gevangenisstraf van vijftien jaar en de opdrachtgever voor datzelfde feit (na cassatie) een gevangenisstraf van negentien jaar en zeven maanden.

In de loop van het onderzoek zijn ook twee familieleden (de toenmalige partner van het slachtoffer en haar broer) als verdachten aangemerkt. Zij zijn aangehouden en uitgebreid verhoord, maar hun zaken zijn eind 2012 bij gebrek aan bewijs geseponeerd.

De zaak kwam in 2016 opnieuw aan het licht nadat de opdrachtgever een kroongetuigeovereenkomst sloot met het OM. Naar aanleiding van zijn verklaringen als kroongetuige is door het OM een nieuw onderzoek ingesteld. Dit onderzoek heeft in juli 2021 (opnieuw) tot de aanhouding en vervolging van de twee familieleden geleid. Daarnaast werden ook hun moeder en een vierde verdachte (de man die het wapen voor de moord zou hebben geleverd) vervolgd.

Op de terechtzitting kwam naar voren dat de kroongetuige sms-berichten die zijn verklaring zouden bevestigen zelf valselijk had opgesteld en dat hij daarover had gelogen. Hij werd hiervoor in 2023 door de rechtbank veroordeeld voor meineed.

Het gerechtshof oordeelde in de onderliggende zaken dat de politie en het OM voordat de kroongetuigedeal tot stand kwam meer en zorgvuldiger onderzoek hadden moeten doen naar de (door de kroongetuige vervalste) sms-berichten. Het hof verklaarde de deal daarom onrechtmatig. De onrechtmatigheid van de deal leidde echter niet tot niet-ontvankelijkheid van het OM omdat – zo oordeelde het hof – de gevolgen van de fouten voldoende op een andere wijze konden worden gecompenseerd, namelijk door gedeeltelijke bewijsuitsluiting en door strafvermindering. Het hof sloot de verklaringen die de kroongetuige had afgelegd vóórdat hij de vervalsing van de sms-berichten bekende, uit van het bewijs. Zijn verklaringen van ná dat moment gebruikte het hof wel als bewijs, maar met grote terughoudendheid. Daarnaast legde het hof aan de veroordelingen veel ander bewijs ten grondslag, waaronder de verklaringen van de schutter, sms-berichten en telefonische contacten tussen de familieleden (en de kroongetuige), en de resultaten van een ruisstrategie.

De drie familieleden werden ieder veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf wegens het medeplegen van uitlokking van medeplegen van moord. De vierde verdachte kreeg zes jaar cel. De vier verdachten stelden tegen de veroordelingen beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

Door de verdediging is met name geklaagd dat er sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces omdat het hof het OM ten onrechte niet niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging van de verdachten, en niet álle verklaringen van de kroongetuige van het bewijs heeft uitgesloten. Daarnaast is geklaagd over het oordeel van het hof dat het een gedeelte van de verklaringen van de kroongetuige betrouwbaar, en daarmee bruikbaar voor het bewijs heeft geacht.

Advies AG

Deze cassatieklachten slagen volgens de AG niet. Het hof heeft geoordeeld dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen, maar dat deze op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze zijn gecompenseerd. Daardoor is het proces als geheel eerlijk verlopen. Dat oordeel van het hof vindt de AG niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Het door het hof aangebrachte onderscheid tussen de wel, en niet voor het bewijs gebruikte verklaringen vindt de AG – anders dan in cassatie door de verdediging is gesteld – niet (slechts) kunstmatig. Het oordeel van het hof op dit punt kan wat hem betreft dan ook in stand blijven. Dat geldt eveneens voor het oordeel van het hof dat de niet-uitgesloten verklaringen van de kroongetuige betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs zijn.

Ook de andere cassatieklachten in de zaken van de drie familieleden slagen niet. Dat geldt eveneens voor de klachten in de zaak tegen de vierde verdachte.

De AG adviseert de Hoge Raad de veroordelingen van alle vier de verdachten in stand te laten. In verband met de duur van de procedure adviseert de AG de oplegde straffen naar de gebruikelijke maatstaf te verminderen.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 14 oktober 2025.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2025:778

ECLI:NL:PHR:2025:776

ECLI:NL:PHR:2025:777

ECLI:NL:PHR:2025:775