Advies AG aan Hoge Raad: veroordelingen wegens liquidatie in Rotterdam in 2018 kunnen in stand blijven

26 maart 2024

De veroordelingen van twee verdachten wegens onder meer hun betrokkenheid bij de liquidatie van een man op 17 oktober 2018 in Rotterdam kunnen in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Aben de Hoge Raad in zijn conclusies van vandaag.

De zaak

Het gaat in deze zaak om de moord op een 64-jarige man op 17 oktober 2018 in Rotterdam. Het slachtoffer werd door de bestuurder van een scooter (de hoofdverdachte) met een pistoolmitrailleur beschoten op een moment dat hij zich bevond in een Volkswagen Polo die stilstond op een druk kruispunt. De schutter kende het slachtoffer niet. Hij had een telefoon met daarin een foto van het slachtoffer en van zijn adres en auto. Er zijn aanwijzingen dat de schutter de moord in ruil voor geld heeft uitgevoerd. De medeverdachte was de neef van het slachtoffer. Hij heeft gezorgd voor de telefoon die de schutter bij zich had met daarin de gegevens van het slachtoffer. Het hof stelde vast dat de hoofdverdachte met de pistoolmitrailleur (ten minste) twaalf keer heeft geschoten in de richting van de auto met daarin het slachtoffer. Het slachtoffer overleed acht dagen later aan zijn schotverwondingen. Bij het schieten raakte één kogel het bestelbusje dat zich achter het voertuig van het slachtoffer had opgesteld. De inzittende van die bestelbus is ongedeerd gebleven.

Het gerechtshof Den Haag veroordeelde de hoofdverdachte voor moord en poging doodslag tot 23 jaar gevangenisstraf. De medeverdachte werd veroordeeld wegens medeplichtigheid aan moord en voor witwassen van geld en een duur horloge. Hij kreeg 14 jaar gevangenisstraf opgelegd.

Beide verdachten stelden beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaten van beide verdachten vragen de Hoge Raad de uitspraken van het hof te vernietigen. In de zaak tegen de hoofdverdachte is onder meer geklaagd over het oordeel van het hof dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de inzittende van de bestelbus. Ook is geklaagd dat de redelijke behandeltermijn is overschreden. In de zaak tegen de medeverdachte is onder meer geklaagd over het bewijs van opzet op de medeplichtigheid en het opzet op de dood van het slachtoffer.

Advies AG

De AG is van mening dat in de zaak van de hoofdverdachte de klacht over het voorwaardelijk opzet niet slaagt. Het hof heeft vastgesteld dat de hoofdverdachte bij de moord gebruik heeft gemaakt van een wapen dat in korte tijd veel kogels kan afvuren en dat ontworpen is voor vuurgevechten op korte afstand. Zeker op korte afstand is het wapen dan ook zeer dodelijk. Ook heeft het hof vastgesteld dat de bestelbus waarin de inzittende zich bevond vlak achter de Volkswagen Polo van het dodelijk getroffen slachtoffer stond. De verdachte stond schuin voor die Volkswagen Polo toen hij in korte tijd (ten minste) twaalf kogels afvuurde. Het hof heeft volgens de AG kunnen oordelen dat een aanmerkelijke kans bestond dat de inzittende van de bestelbus in vitale delen van het lichaam zou worden getroffen door ten minste één kogel. Daarbij neemt de AG in aanmerking dat een aanzienlijk aantal kogels is afgevuurd met het pistoolmitrailleur en dat het bestelbusje waarin de inzittende zich bevond zich op korte afstand en binnen het schootsveld van het vuurwapen bevond. Het hof heeft ook kunnen oordelen dat de hoofdverdachte de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard nu de hoofdverdachte het plan om het beoogde slachtoffer van het leven te beroven heeft uitgevoerd op klaarlichte dag op een druk kruispunt en nu uit niets blijkt dat de verdachte ook maar enige voorzorgsmaatregel heeft getroffen om te vermijden dat anderen dan het dodelijk getroffen slachtoffer geraakt zouden worden. Het hof hoefde zijn oordeel niet verder te motiveren.

De cassatieklachten in de zaak van de medeverdachte slagen volgens de AG ook niet. Naar de mening van de AG kon het hof oordelen dat de medeverdachte opzet had op de medeplichtigheid. Ook kon het hof oordelen dat bij de medeverdachte opzet bestond op de dood van het dodelijk getroffen slachtoffer. Volgens de AG laten de feiten en omstandigheden die door het hof zijn vastgesteld zich niet verklaren door een ander aannemelijk scenario dan het scenario waarin de verdachte op een essentiële manier heeft bijgedragen aan de moord op het dodelijk getroffen slachtoffer. De verdachte heeft zelf ook niet voorzien in zo’n aannemelijk alternatief scenario.

De AG adviseert de Hoge Raad dan ook de veroordelingen in stand te laten.

Wel is volgens de AG in beide zaken de redelijke termijn in cassatie overschreden. Dat moet volgens de AG leiden tot het verminderen van de opgelegde gevangenisstraffen volgens de gebruikelijke maatstaf.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 4 juni 2024.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2024:335

ECLI:NL:PHR:2024:321