Veroordeling wegens ‘Utrechtse vergismoord’ blijft in stand

16 januari 2024

De veroordeling van een verdachte wegens de liquidatie van een man in Utrecht begin januari 2017 en het voorbereiden van de liquidatie van een andere man, een vriend en flatgenoot van het slachtoffer, twee dagen later, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

In de nacht van 12 januari 2017 werd het slachtoffer in de Utrechtse wijk Overvecht doodgeschoten in het portiek van zijn flatwoning. Snel daarna is de gestolen vluchtauto in dezelfde wijk in brand gestoken en werden de wapens langs de vluchtroute in het water gegooid. Het slachtoffer van de moord bleek echter niet het beoogde doelwit van de twee Amsterdamse schutters. Uit ontsleutelde PGP-berichten bleek dat dit een flatgenoot van het slachtoffer was. Ook bleek dat de moord op de flatgenoot, met medewerking van de eerdere twee schutters, nog steeds werd voorbereid. De flatgenoot heeft op 14 februari 2017 melding gemaakt van een auto bij zijn woonadres, die er met hoge snelheid vandoor ging toen de politie kwam. Na een crash op de A1 zijn de twee mannen die in de auto zaten, aangehouden.

Rechtbank en hof

Eerder veroordeelde de rechtbank beide schutters tot gevangenisstraffen van 26 jaar. Twee andere mannen, die betrokken waren bij de voorbereiding van de liquidatie van de flatgenoot, werden door de rechtbank veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf en zeven jaar gevangenisstraf. Alle vier verdachten hebben hoger beroep ingesteld, drie van hen trokken het beroep later in. Het gerechtshof veroordeelde de verdachte die het hoger beroep doorzette en die een van de vermeende schutters was, tot een gevangenisstraf van 21 jaar. Deze verdachte stelde van die veroordeling beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie werd onder meer geklaagd over de bewezenverklaring van de ‘vergismoord’, het bewezenverklaarde medeplegen van de voorbereiding van de tweede liquidatie en de overschrijding van de redelijke termijn.

Advies AG

De AG adviseerde de Hoge Raad op 21 november 2023 de veroordeling in stand te laten. In verband met de duur van de procedure adviseerde hij de opgelegde straf volgens de gebruikelijke maatstaf te verminderen.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat, op de klacht over de redelijke termijn na, de cassatieklachten niet slagen. Hij heeft deze klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat ze niet tot vernietiging kunnen leiden en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproepen.

De klacht over de te lange duur van de procedure slaagt wel. De opgelegde straf wordt om die reden 20 jaar en acht maanden.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2024:36