Veroordeling voor doodslag echtgenote in Siddeburen en wegmaken lichaam blijft in stand

13 februari 2024

De veroordeling van een man wegens doodslag op zijn echtgenote en het wegmaken van haar lichaam in 2010 in Siddeburen blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

De vrouw had voor het laatst contact met een aantal vriendinnen en haar moeder in de avond van 10 januari 2010. Daarna is zij spoorloos verdwenen. Ook heeft zij na 10 januari 2010 geen gebruik meer gemaakt van haar telefoon. De vrouw is tot op heden niet teruggevonden.

De laatste persoon die haar gezien heeft is haar echtgenoot, aan wie zij had verteld dat zij van hem wilde scheiden. De verdachte heeft altijd verklaard dat zijn vrouw die avond hun gezamenlijke woning in Siddeburen vrijwillig heeft verlaten.
In navolging van de rechtbank geloofde ook het gerechtshof die verklaring van de verdachte niet. Het hof was van oordeel dat de man haar door geweld om het leven heeft gebracht. Dit scenario vond volgens het hof steun in de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en de resultaten van in en rondom de woning uitgevoerd forensisch onderzoek.

Het hof veroordeelde de verdachte wegens doodslag en legde hem een gevangenisstraf op van elf jaar. De verdachte stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie werd geklaagd over het bewijs voor de doodslag en voor het wegmaken van het lichaam.

Advies AG

De AG adviseerde de Hoge Raad op het cassatieberoep van de verdachte te verwerpen.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de cassatieklachten niet slagen. Hij heeft deze klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat ze niet tot vernietiging kunnen leiden en geen juridische belangrijke nieuwe vragen oproepen.
Met de uitspraak van de Hoge Raad zijn de veroordeling en de opgelegde gevangenisstraf definitief.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2024:186