Advies AG aan Hoge Raad: hof heeft ten onrechte verstek verleend en de behandeling van de zaak buiten aanwezigheid verdachte voortgezet

2 april 2024

Volgens de AG was er een inspanningsverplichting om verdachte te lokaliseren met het oog op zijn aanwezigheidsrecht

De beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tot verstekverlening en de behandeling van de zaak buiten aanwezigheid van de verdachte, na de retourzending vanuit het buitenland van de dagvaarding in hoger beroep, kan niet in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Paridaens in haar conclusie van vandaag. Volgens de AG bestond er een inspanningsverplichting om de verdachte te lokaliseren met het oog op zijn aanwezigheidsrecht. Aan die verplichting is geen invulling gegeven.

De zaak

In deze zaak gaat het om een verdachte die bij zijn verhoor bij de politie verklaarde woonachtig te zijn op een bepaald adres in Brussel. De rechtbank Gelderland veroordeelde de verdachte bij verstek wegens witwassen en verduistering tot een gevangenisstraf van drie maanden. Een mededeling van het vonnis is door een verbalisant aan de verdachte uitgereikt. Daarna heeft een advocaat zich gesteld en heeft namens de verdachte hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. Een kopie van de appeldagvaarding is verstrekt aan de advocaat met daarin de gegevens van de behandeling van de zaak in hoger beroep. De dagvaarding is als gewone brief verzonden naar het adres in België maar kwam retour met een op de envelop geschreven Franse tekst waaruit kon worden afgeleid dat de verdachte daar al vijf jaar niet meer woonde. Uit de stukken is ook gebleken dat de dagvaarding van de verdachte in eerste aanleg naar dat adres was gestuurd en ook retour was gekomen met een soortgelijke Franse tekst. Een maand na de retourzending van de appeldagvaarding heeft de advocaat van de verdachte het hof laten weten zich te onttrekken omdat hij geen contact meer had kunnen krijgen met zijn cliënt. Het gerechtshof heeft vervolgens de strafzaak tegen de verdachte bij verstek behandeld en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep omdat er geen bezwaren waren aangevoerd.

Tegen deze beslissing is beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. Er wordt geklaagd dat de verstekverlening door het hof juridisch onjuist is en niet toereikend gemotiveerd. Daartoe is aangevoerd dat uit de stukken niet kan blijken dat de hulp van de bevoegde autoriteiten in België is ingeroepen om de aanzegging opnieuw te laten betekenen nadat de appeldagvaarding retour was gekomen.

Advies AG

De AG is van mening dat het hof inderdaad ten onrechte tegen de verdachte verstek heeft verleend en de behandeling van de zaak buiten zijn aanwezigheid heeft voortgezet. De verdachte was ten tijde van de betekening van de appeldagvaarding niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), hij was niet gedetineerd en van hem was geen feitelijke woon- of verblijfplaats bekend. De appeldagvaarding is vervolgens rechtstreeks – zonder bemiddeling van buitenlandse autoriteiten – aan het enige van de verdachte bekende adres in het buitenland verzonden. Vervolgens is die dagvaarding retour gekomen. Volgens de AG brengt in dit geval de uit Europese regelgeving voortvloeiende inspanningsverplichting mee dat minimaal moet zijn gebleken dat gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om rechtstreeks of via een Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) navraag te doen naar een eventueel ander woon- of verblijfadres van de verdachte voordat verstek kan worden verleend en de zaak buiten aanwezigheid van de verdachte kan worden behandeld/voortgezet. Niet is gebleken dat deze navraag is gedaan en ook is niet gebleken dat gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om de appeldagvaarding door de buitenlandse autoriteiten te laten betekenen.

De AG adviseert de Hoge Raad de zaak terug te wijzen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om opnieuw te worden berecht en afgedaan.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 11 juni 2024.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2024:362