Veroordeling tot levenslang wegens medeplegen moord, pogingen tot moord en voorbereiding van een liquidatie blijft in stand

20 juni 2023

De veroordeling van een man tot levenslange gevangenisstraf wegens een moord en pogingen tot moord in de De Clercqstraat in Amsterdam op 13 mei 2015 en de voorbereiding van een liquidatie in 2017 blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

De verdachte is vervolgd voor betrokkenheid in de onderzoeken met de naam Geep en Baudette. Hij heeft zich op 13 mei 2015, samen met een tweede onbekend gebleven persoon, schuldig gemaakt aan een moord en pogingen tot moord op twee personen (onderzoek Geep). Het gerechtshof stelde vast dat de verdachte met een militair aanvalsgeweer een shishalounge in de De Clercqstraat is binnengegaan op zoek naar het doelwit van een liquidatie. Het doelwit werd daar niet aangetroffen. Nadat in de shishalounge een schot viel waardoor hij zelf werd geraakt, is de verdachte de straat op gelopen en heeft daar onder andere op een jonge man geschoten. Toen die jonge man op de grond was gevallen heeft de verdachte nog een aantal keren op hem geschoten. Het slachtoffer overleed ter plekke. Een aantal kogels heeft een passerende tram doorboord, twee daarvan vlakbij de plek waar de bestuurster en een trampassagier zaten. In het onderzoek Baudette staat de voorbereiding van een liquidatie in 2017 centraal. Daarbij was sprake van een langdurige voorbereiding met een professioneel karakter.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot 25 jaar gevangenisstraf; het hof legde een levenslange gevangenisstraf op. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. Er zijn verschillende cassatieklachten ingediend waaronder een klacht over de afwijzing door het hof van een door de verdediging gedaan verzoek tot het horen van een getuige (zaak Geep). Het hof wees het verzoek af omdat het niet noodzakelijk was deze getuige te horen.

Advies AG

De AG adviseerde de Hoge Raad op 9 mei 2023 de veroordeling in stand te laten.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de cassatieklacht niet slaagt.

Bij de beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen door de feitenrechter, moet het belang daarvan worden voorondersteld als het gaat om een getuige die nog niet door de verdediging is ondervraagd, terwijl deze getuige in het vooronderzoek belastend heeft verklaard. In dat geval hoeft de verdediging het verzoek niet nader te onderbouwen. De rechter kan het verzoek om zo’n getuige te horen niettemin afwijzen, onder meer als hij tot het oordeel komt dat het horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als de door de getuige afgelegde verklaring betrekking heeft op feiten en omstandigheden die door de verdachte niet worden betwist.

De verklaring van de getuige in kwestie is alleen voor het bewijs gebruikt voor zover die verklaring inhoudt dat er twee schutters de shishalounge in zijn gelopen - een schutter met een handwapen en de ander met een AK-47 - dat zij een helm op hadden en dat zij een naam hebben gezegd. De verdachte heeft dit zelf ook verklaard. Dat wordt dus niet betwist. De verdediging wilde de getuige echter horen om de verklaring van de verdachte te ondersteunen dat hij niet de schutter met de AK-47 was, maar de man met het pistool. Daarvan uitgaande heeft het hof geoordeeld dat geen sprake was van een situatie waarin het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld. Dat oordeel is volgens de Hoge Raad juridisch juist en niet onbegrijpelijk gemotiveerd. De situatie dat de verdachte zijn ondervragingsrecht wil uitoefenen ten aanzien van een voor hem belastende verklaring die voor het bewijs kon of zou worden gebruikt, doet zich hier niet voor.

Met het oordeel van de Hoge Raad zijn de veroordeling en de opgelegde levenslange gevangenisstraf definitief.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2023:944