Hoge Raad stelt vragen van uitleg aan Europees Hof van Justitie over Afterpay

30 juni 2023

Valt Afterpay, als aanbieder van Buy Now, Pay Later (ook wel BNPL-dienst of Achteraf betalen), onder de regels voor consumentenkrediet in de Europese Richtlijn en in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek? Dit is van belang omdat de kredietgever in dat geval aan de consument vooraf bepaalde informatie moet geven, bijvoorbeeld over de rente bij betalingsachterstand en de kosten van niet-nakoming. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, heeft de kantonrechter in Arnhem aan de Hoge Raad vragen gesteld. De Hoge Raad stelt daarover op zijn beurt vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Achtergrond

BNPL-diensten zijn de laatste jaren sterk in opkomst. Deze diensten bieden consumenten de mogelijkheid een aankoop in een (web)winkel niet meteen te betalen, maar pas enige tijd later. De huidige Richtlijn consumentenkrediet houdt niet expliciet rekening met BNPL-dienstverlening.

In de zaak die aan de kantonrechter is voorgelegd koos de consument voor deze uitgestelde betaling. De webwinkel droeg de vordering op de consument over aan de BNPL-aanbieder, die de vordering vervolgens incasseerde bij de consument. De webwinkel bracht voor dit uitstel van betaling bij de consument extra kosten in rekening (een payment fee van 1 euro). De BNPL-aanbieder brengt zelf geen rente of kosten in rekening aan de consument, zolang op tijd wordt betaald. Als de consument niet op tijd betaalt, wordt de hoofdsom vermeerderd met wettelijke rente en wettelijke incassokosten.

Prejudiciële vragen

De kantonrechter in Arnhem heeft in de zaak prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist.

De prejudiciële vragen van de kantonrechter gaan vooral over het toepassingsbereik van de Richtlijn consumentenkrediet (artikel 7:57 Burgerlijk Wetboek). Ook gaan ze over de uitzondering voor krediet zonder rente en andere kosten en krediet dat binnen drie maanden moet worden terugbetaald en waarbij slechts onbetekenende kosten worden berekend (artikel 7:58 lid 2 onder e BW). Bij deze uitzondering is vooral van belang of de wettelijke rente en incassokosten meetellen als kosten.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad heeft vandaag beslist dat het voor beantwoording van een deel van de vragen van de kantonrechter nodig is dat het Hof van Justitie van de Europese Unie antwoord geeft op twee vragen van uitleg van de Richtlijn consumentenkrediet. Het antwoord op die twee vragen valt namelijk niet zonder meer af te leiden uit de Richtlijn consumentenkrediet en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie tot nu toe.

De vragen gaan over het volgende. Volgens de Richtlijn zijn de regels voor krediet niet van toepassing op krediet ‘zonder rente en andere kosten’ of ‘waarbij slechts onbetekenende kosten worden aangerekend’. De eerste vraag is of bij ‘rente en kosten’ alleen moet worden gekeken naar de rente en kosten die een consument moet betalen als hij het achteraf te betalen bedrag (het krediet) op tijd terugbetaalt, of dat ook moet worden gekeken naar de rente en kosten die de consument verschuldigd kan worden als hij het krediet te laat terugbetaalt. De tweede vraag is of het bij dat laatste verschil maakt of het gaat om rente en kosten die de wet voor te late betaling heeft vastgesteld, of dat de rente en kosten op grond van een overeenkomst tussen de consument en de BNPL-dienst verschuldigd zijn.

Hoe verder?

De Hoge Raad heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie vandaag verzocht de twee vragen te beantwoorden. In afwachting van die beantwoording houdt de Hoge Raad iedere verdere beslissing aan. Nadat het Hof antwoord heeft gegeven, zal de Hoge Raad die antwoorden betrekken bij de beantwoording van de vragen van de kantonrechter.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2023:1006