Hoge Raad: NS moet loon en onregelmatigheidstoeslag betalen over bovenwettelijke vakantie

9 juni 2023

Werknemers hebben volgens de wet recht op volledig loon over hun vakantie. Dat geldt ook voor het doorbetalen van een vaste onregelmatigheidstoeslag. Werkgevers en werknemers mogen daarover geen afspraken maken ten nadele van de werknemer. Maar geldt dat alleen voor de in de wet voorgeschreven minimumvakantie, of ook voor boven het wettelijke minimum toegekende vakantie-uren? En geldt dit ook als toegekende vakantie-uren worden ingezet voor andere doelen? Daarover heeft de Hoge Raad vandaag uitspraak gedaan. De essentie van die uitspraak is dat er ook loon en onregelmatigheidstoeslag moet worden betaald over bovenwettelijke vakantie, ook als de toegekende vakantie later is ingezet voor andere doeleinden.

De zaak

De NS kent werknemers vakantie toe boven de wettelijk voorgeschreven minimumvakantie. Volgens de wet hebben werknemers over hun vakantie recht op het volledige loon. Daarbij hoort ook een vaste onregelmatigheidstoeslag van de werknemer. De NS heeft in 2016 hierover afspraken gemaakt met de vakbonden. De werknemers kregen toen met terugwerkende kracht tot 2012 een onregelmatigheidsvergoeding over hun wettelijke vakantie-uren. Volgens de afspraken was geen onregelmatigheidstoeslag verschuldigd over de boven het wettelijke minimum toegekende vakantie-uren. Een aantal werknemers was het daarmee niet eens. Zij vorderen onder meer betaling van onregelmatigheidstoeslag over hun bovenwettelijke vakantie. Volgens de NS is zij daartoe bij bovenwettelijke vakantie niet verplicht. Bovendien geldt de wettelijke verplichting niet als vakantie-uren zijn ingezet voor andere doelen, zoals werktijdverkorting, aldus de NS.

Het gerechtshof en de cassatieprocedure

Het gerechtshof heeft de vordering van de werknemers toegewezen. De NS heeft daartegen bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld. Advocaat-generaal De Bock heeft de Hoge Raad eerder dit jaar geadviseerd de cassatieklachten te verwerpen.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad heeft de werknemers vandaag grotendeels in het gelijk gesteld. Volgens de Hoge Raad valt een aanspraak op vrije tijd in de wet onder het begrip 'vakantie' als deze vrijetijdsaanspraak op het moment van toekenning bedoeld is om de werknemer in verband met zijn werkbelasting gelegenheid te bieden voor rust en ontspanning. Als de vrijetijdsaanspraak met dit doel is toegekend, verandert de aard van deze aanspraak niet als de toegekende uren later worden ingezet voor andere doeleinden. Het moment van toekenning is beslissend. De verplichting om het volledige loon te betalen, geldt in de wet voor alle vakantie, ook voor de uren die boven het wettelijke minimum zijn toegekend, aldus de Hoge Raad. Dat geldt dan ook voor het (door)betalen van de onregelmatigheidstoeslag omdat die deel uitmaakt van het loon.

Publicatie op rechtspraak.nl

De Hoge Raad heeft in één uitspraak zijn oordelen opgeschreven: ECLI:NL:HR:2023:816

In de drie andere zaken heeft de Hoge Raad naar deze uitspraak verwezen.