Veroordeling wegens bedreiging van Tweede Kamerlid Omtzigt blijft in stand

24 januari 2023

De veroordeling van een man wegens onder meer bedreiging van Tweede Kamerlid Omtzigt op 20 augustus 2020 op het Plein in Den Haag blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

De verdachte nam op 20 augustus in Den Haag deel aan een demonstratie op het Plein. Later die dag riep hij onder meer een doodsbedreiging naar de heer Omtzigt.

Het gerechtshof veroordeelde de man voor onder meer deze doodsbedreiging tot een gevangenisstraf van vier maanden waarvan de helft voorwaardelijk. De verdachte stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten) en conclusie procureur-generaal

De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de veroordeling van het gerechtshof te vernietigen. Hij klaagde over de bewezenverklaring van deze doodsbedreiging. De procureur-generaal adviseerde de Hoge Raad deze klachten te verwerpen.

Oordeel Hoge Raad

Voor een veroordeling wegens bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat door de bedreiging, gelet op de aard daarvan en de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden, bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.

Het hof heeft vastgesteld dat Omtzigt op 20 augustus op de openbare weg werd aangesproken en is gevolgd door een groep van ongeveer tien personen waarvan de verdachte deel uitmaakte. Het hof heeft verder vastgesteld dat i) de verdachte aan Omtzigt op enig moment fysiek de weg heeft versperd, waarbij hij Omtzigt met luide stem heeft toegesproken terwijl hij met zijn gezicht intimiderend dicht tegen het gezicht van de heer Omtzigt kwam, waarna Omtzigt kenbaar maakte dat hij zich niet prettig voelde in die situatie, ii) de verdachte toen Omtzigt zijn weg vervolgde de woorden: “Vieze vuile kankerhond, ik zal je doodslaan mongool!” in zijn richting riep en iii) Omtzigt een dag later via internet op de hoogte raakte van deze uitlating.

Op grond van deze vaststellingen heeft het hof geoordeeld dat Omtzigt op de hoogte is geraakt van de door de verdachte geuite bewoordingen, dat door de gedragingen van de verdachte bij hem in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Dit oordeel acht de Hoge Raad juridisch juist en ook toereikend gemotiveerd.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2023:84