Advies AG aan Hoge Raad: beslissing hof dat Allard Pierson Museum de Krimschatten moet afgeven aan de Staat Oekraïne kan in stand blijven

27 januari 2023

Moeten de zich in Nederland bevindende zogenoemde Krimschatten aan de Staat Oekraïne of aan de Krimmusea worden teruggegeven? Het gerechtshof besliste in oktober 2021 dat afgifte moet plaatsvinden aan de Staat Oekraïne. Deze beslissing kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Vlas de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.

Het geschil

Het geschil betreft de teruggave van door de Krimmusea uitgeleende kunstobjecten (de zogenoemde Krimschatten). Dit zijn oudheidkundige objecten, museumstukken, die het Allard Pierson Museum (APM) in Amsterdam van de Krimmusea in bruikleen kreeg voor een tentoonstelling van februari tot en met augustus 2014. Op de bruikleenovereenkomsten is Oekraïens recht van toepassing verklaard. De kunstobjecten zijn met toestemming van het Ministerie van Cultuur van Oekraïne uitgeleend.

In maart 2014 heeft de Autonome Republiek van de Krim zich afgescheiden van Oekraïne en zich aangesloten bij de Russische Federatie. De VN, de EU en Nederland hebben de afscheiding en de aansluiting bij Rusland niet erkend. Ten tijde van de afscheiding en de aansluiting bij Rusland waren de objecten in verband met de tentoonstelling nog bij het APM in Amsterdam.

De Krimmusea hebben direct na de afscheiding aanspraak gemaakt op teruggave van de kunstobjecten. De Staat Oekraïne heeft dat in mei 2014 gedaan. Voor het APM is onduidelijk aan wie het de objecten moet teruggeven en het heeft daarom de stukken onder zich gehouden totdat de zaak door de rechter (onherroepelijk) is beslist.

Procedure bij rechtbank en hof

De rechtbank besliste in december 2016 dat de Krimschatten op grond van de Erfgoedwet moeten worden afgegeven aan de Staat Oekraïne. De rechtbank overwoog dat de Krimschatten op dit moment zonder geldige exportvergunning van de Oekraïense autoriteiten in Nederland verblijven, zodat sprake is van ‘onrechtmatige uitvoer’ in de zin van de Erfgoedwet en de Staat Oekraïne teruggave kan vragen.

Het hof oordeelde in hoger beroep eveneens dat de vordering tot afgifte van de Staat Oekraïne moet worden toegewezen maar op andere gronden. Volgens het hof is de Erfgoedwet niet van toepassing op deze situatie omdat geen sprake is van ‘onrechtmatige uitvoer’ in de zin van de Erfgoedwet. Het hof vond dat afgifte moest plaatsvinden op basis van de Museumwet Oekraïne en een ministeriële regeling van maart 2014 die de minister van Cultuur de bevoegdheid geeft een besluit te nemen tot overbrenging van museumstukken voor de bewaring bij gevaar voor tenietgaan, verlies of beschadiging. De minister heeft in mei 2014 zo’n besluit genomen (een zogenoemde Order). De Order houdt in dat de museumstukken in afwachting van stabilisatie van de situatie op de Krim naar het Nationaal Historisch Museum van Oekraïne in Kiev moeten worden overgebracht. Volgens het hof heeft deze wetgeving tot doel het Oekraïense cultureel erfgoed te beschermen en mocht de Staat Oekraïne deze Order ook nemen omdat dit is gedaan ter bescherming van zijn cultureel erfgoed. Op grond van een Nederlandse wetsbepaling van internationaal privaatrecht uit het Burgerlijk Wetboek kan voorrang worden gegeven aan deze Oekraïense (publiekrechtelijke) regels.

De Krimmusea stelden van de uitspraak van het hof beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. De Staat Oekraïne heeft eveneens (voorwaardelijk) cassatieberoep ingesteld.

Cassatie(klachten)

De advocaten van de Krimmusea vragen de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie wordt onder meer geklaagd over schending van artikel 1 Eerste Protocol (het recht op ongestoord genot van zijn eigendom) Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en over het aanmerken van het Oekraïense Museumwetregime als ‘voorrangsregel’ in de zin van het Burgerlijk Wetboek. De Staat Oekraïne klaagt over de overweging van het hof dat geen sprake is van ‘onrechtmatige uitvoer’ in de zin van de Erfgoedwet.

Advies AG

De AG is van mening dat de klacht over schending van artikel 1 Eerste Protocol EVRM niet slaagt. De inbreuk op het recht van operationeel beheer is rechtmatig. Het is gebaseerd op een geldig samenstel van nationale wetgeving, het dient een legitiem algemeen belang en er is sprake van een ‘fair balance’ tussen de inwerking van de inbreuk op de Krimmusea en het algemeen belang.

Ook vindt de AG dat de cassatieklachten van de Krimmusea over de toepassing van de Order als ‘voorrangsregel’ niet slagen. In deze zaak heeft het hof het samenstel van de Oekraïense Museumwetgeving gekwalificeerd als publiekrechtelijke regeling die de bescherming van het Oekraïense cultureel erfgoed tot doel heeft. De Nederlandse rechter past in beginsel geen buitenlandse publiekrechtelijke regeling toe, behalve wanneer deze regeling als een ‘voorrangsregel’ kan worden aangemerkt. Volgens de AG kan het door het Oekraïense recht beheerste zakelijk recht van beheer van de Krimmusea worden doorkruist door deze Oekraïense publiekrechtelijke regeling, waarmee de Nederlandse rechter als voorrangsregel rekening kan houden.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 15 september 2023.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2023:118