Veroordeling wegens verkrachting en fatale mishandeling 68-jarige vrouw in Amsterdam blijft in stand

13 september 2022

De veroordeling van een man wegens de verkrachting en fatale mishandeling van een 68-jarige vrouw in Amsterdam in april 2019 blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

De vrouw maakte op 21 april 2019 rond 21.00 uur een wandeling in haar buurt Buitenveldert toen de man haar pad kruiste. De man, die zes liter bier had gedronken, raakte op enig moment buiten zinnen. Hij wierp de vrouw op de grond en verkrachtte haar. Rond 21.30 uur kreeg de politie meldingen van bewoners van een nabijgelegen flat, die buiten geschreeuw hoorden. Getuigen zagen de man onder het balkon van de flat. Hij schreeuwde en trapte tegen het hoofd van de vrouw, die toen al roerloos op de grond lag. De man werd kort hierna aangehouden, terwijl hij in gevecht was met een buurtbewoner. De 68-jarige vrouw werd in comateuze toestand naar het ziekenhuis gebracht. Uit dit coma werd zij niet meer wakker: ze overleed op 10 juni 2019. De verdachte werd na zijn aanhouding opgenomen in een observatiekliniek en uitgebreid onderzocht. Op basis daarvan hebben deskundigen vastgesteld dat hij op het moment van zijn aanval in een psychose verkeerde.

Zowel de rechtbank als het hof veroordeelde de man tot een gevangenisstraf van zes jaar en tbs met dwangverpleging wegens verkrachting en doodslag. De verdachte stelde tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen. In cassatie werd geklaagd over het door het hof afgewezen verzoek van de verdediging om een nieuw gedragskundig onderzoek naar de verdachte te laten plaatsvinden. Door het verstrijken van de tijd zou de verdachte meer mogelijkheden hebben gehad tot zelfreflectie en een nieuw onderzoek zou kunnen leiden tot een ander oordeel over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

Advies advocaat-generaal (AG)

De AG adviseerde de Hoge Raad op 12 juli jl. deze cassatieklacht te verwerpen. Hij wees er kort gezegd op dat het gerechtshof heeft vastgesteld dat een van de deskundigen op de zitting heeft verklaard dat de kans klein is dat nader onderzoek van de verdachte leidt tot nieuwe informatie en (andere) inzichten. In het vraaggesprek voorafgaand aan deze conclusie bleek dat de deskundige van mening is dat de omstandigheden, gelet op wat zij op de zitting van de verdachte heeft gezien, niet zijn veranderd.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat deze cassatieklachten niet slagen. Hij heeft deze klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat ze niet tot vernietiging kunnen leiden en geen juridische belangrijke nieuwe vragen oproepen.

In verband met de duur van de procedure wordt de opgelegde gevangenisstraf vijf jaar en negen maanden. De opgelegde tbs-maatregel blijft ongewijzigd in stand.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:1189