Veroordeling en strafoplegging vader wegens mishandeling van tien kinderen blijft in stand

11 oktober 2022

De veroordeling en strafoplegging wegens de stelselmatige mishandeling van tien kinderen door hun vader blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. De bewezenverklaring van het in hulpeloze toestand laten van deze kinderen door de moeder, blijft niet in stand. Die zaak moet opnieuw worden behandeld en beoordeeld door het gerechtshof.

De zaak

De man werd ervan verdacht dat hij zich in de periode 2004 tot 2016 in Bunschoten-Spakenburg heeft schuldig gemaakt aan het stelselmatig mishandelen van tien van zijn kinderen, het opsluiten van een aantal van hen en het bedreigen van deze kinderen. De vrouw wordt ervan verdacht dat zij op de hoogte was van de agressie en het geweld tegen de kinderen en dat zij heeft nagelaten in te grijpen, hulp te zoeken of met de kinderen weg te gaan.

Het gerechtshof veroordeelde de man conform het vonnis van de rechtbank tot een gevangenisstraf van twee jaar. Daarnaast legde het hof de man een contactverbod op met vier van zijn minderjarige kinderen en hun pleegouders voor een periode van vijf jaar. De vrouw werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De verdachten stelden beroep in cassatie in tegen deze uitspraken.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de beide verdachten vroeg de Hoge Raad de uitspraken van het gerechtshof te vernietigen.

In de zaak van de vader werd onder meer geklaagd dat het hof zonder uitleg is afgeweken van het standpunt van de advocaat over de strafmotivering, meer in het bijzonder over feiten die ten tijde van de behandeling bij de rechtbank nog niet bekend waren. Zo heeft de verdachte nadien een beroerte gehad en is over hem opnieuw een reclasseringsrapport uitgebracht. De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten.

In de zaak tegen de moeder werd onder meer geklaagd dat de tenlastegelegde feiten (gedeeltelijk) zijn verjaard. Het gerechtshof oordeelde dat dit niet geval is, omdat sprake was van ‘een doorlopende overtreding’ van het verbod iemand in hulpeloze toestand te laten.

Oordeel Hoge Raad

In de zaak van de vader slaagt de cassatieklacht over de strafmotivering niet. Ook bij de rechtbank heeft de verdediging bepleit dat aan de verdachte geen straf zou worden opgelegd waardoor hij terug naar de gevangenis zou moeten. De rechtbank heeft, mede in reactie op dat pleidooi, uitvoerig uiteengezet waarom zij tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar is gekomen. Het hof heeft die straf bevestigd en tot uitdrukking gebracht het eens te zijn met de redenen die de rechtbank voor die straf heeft gegeven. Het hof hoefde niet afzonderlijk in te gaan op wat in hoger beroep voor het eerst naar voren is gebracht, in het bijzonder over de beroerte die de verdachte na de uitspraak van de rechtbank heeft gehad en over het nieuwe reclasseringsrapport. De advocaat van de verdachte heeft in hoger beroep geen bijzonderheden genoemd over de beroerte die de verdachte heeft gehad en niet aangevoerd dat en op welke wijze die heeft geleid tot specifieke beperkingen bij het ondergaan van detentie. Over het reclasseringsrapport is door de verdediging niet meer naar voren gebracht dan een citaat uit dat rapport waarin slechts in algemene bewoordingen wordt gewezen op de voor verdachte negatieve gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ook de andere cassatieklachten falen. Met het oordeel van de Hoge Raad is de veroordeling en de strafoplegging in de zaak tegen de vader definitief.

In de zaak van de moeder slaagt de cassatieklacht over verjaring. Het oordeel van het hof dat geen sprake is van verjaring omdat het gaat om één voortdurend delict is volgens de Hoge Raad onjuist. Het in hulpeloze toestand brengen of laten van de kinderen levert meerdere delicten (en dus meerdaadse samenloop) op. Daarom moet per kind worden bekeken of er sprake is van een (deels) verjaard feit. Deze uitspraak blijft niet in stand en de zaak moet opnieuw worden behandeld en beoordeeld door het hof.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:1404

ECLI:NL:HR:2022:1410