Vordering cassatie in het belang der wet over alimentatieafspraken bij voorhuwelijkse huwelijkse voorwaarden

18 mei 2022

Kunnen aanstaande echtgenoten het recht op partneralimentatie in geval van echtscheiding voorafgaand aan het huwelijk bij huwelijkse voorwaarden uitsluiten? Volgens advocaat-generaal (AG) Lückers moet die vraag bevestigend worden beantwoord.

Achtergrond

Het komt geregeld voor dat aanstaande echtgenoten – veelal bij huwelijkse voorwaarden – voorafgaand aan het huwelijk overeen wensen te komen dat zij over en weer afzien van het recht op partneralimentatie als hun huwelijk mocht eindigen in een echtscheiding. Om aan die wens tegemoet te komen nemen notarissen een afspraak met die inhoud (een zogenoemd nihilbeding) soms in huwelijkse voorwaarden op, vaak met de aantekening dat partijen zich ervan bewust zijn dat een dergelijk beding mogelijk rechtskracht mist.

De wet zegt dat echtgenoten vóór of na de beschikking tot echtscheiding bij overeenkomst kunnen bepalen of, en zo ja tot welk bedrag, na de echtscheiding de één tegenover de ander tot een uitkering tot levensonderhoud zal zijn gehouden. Overeenkomsten waarbij van het volgens de wet verschuldigde levensonderhoud wordt afgezien, zijn nietig.

In de wettekst en de parlementaire geschiedenis zijn zowel aanknopingspunten te vinden voor de opvatting dat een nihilbeding in een voorhuwelijkse alimentatieovereenkomst geldig is, als voor de opvatting dat dit beding nietig is. De Hoge Raad heeft in 1980 en 1996 hierover uitspraak gedaan. De afgelopen jaren hebben rechtbanken en hoven een aantal keer geoordeeld over de geldigheid van nihilbedingen in voorhuwelijkse huwelijkse voorwaarden. De lijn in die feitenrechtspraak is dat, gelet op de wet, voorhuwelijkse nihilbedingen nietig zijn maar dat het beroep op de nietigheid van het beding onder bijzondere omstandigheden in strijd kan zijn met de redelijkheid en billijkheid. In de literatuur bestaat discussie over dit onderwerp.

In het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid heeft de AG bij de Hoge Raad naar aanleiding van een dergelijke beslissing van het Hof Den Haag een vordering tot cassatie in het belang der wet ingesteld.

Opvatting AG

De AG is van mening dat de wettelijke bepaling over de nietigheid van overeenkomsten waarbij van het verschuldigde levensonderhoud wordt afgezien, niet van toepassing is op overeenkomsten over partneralimentatie. Volgens de AG heeft de wetgever de contractvrijheid van echtgenoten ten aanzien van partneralimentatie voorop willen stellen. Met de mogelijkheid van uitsluiting van het recht op partneralimentatie voorafgaand aan het huwelijk wordt volgens haar ook geen ander type huwelijk geïntroduceerd, gezien de nu al bestaande mogelijkheden voor (aanstaande) echtgenoten om op het vlak van onder andere het huwelijksvermogensregime en pensioen ervoor te kiezen deze voorafgaand aan het huwelijk te regelen. Overigens vindt de AG wel dat een nihilbeding in een voorhuwelijkse alimentatieovereenkomst niet onaantastbaar is. Onder omstandigheden kunnen partijen de rechter op grond van de wet verzoeken het nihilbeding te wijzigen of terzijde te stellen.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 25 november 2022.

Wat is cassatie in het belang der wet?

Het belang van de cassatierechtspraak is niet alleen te vinden in de controle op de juiste toepassing van het recht in een zaak, maar ook in de vorming van nieuw recht. Wordt in een bepaalde zaak geen cassatieberoep ingesteld of is cassatie niet mogelijk, dan kan de Hoge Raad niet zelf oordelen over in die zaak door rechtbank of gerechtshof beoordeelde rechtsvragen. Toch kan in het algemeen belang beantwoording van een rechtsvraag door de Hoge Raad wenselijk zijn. In dat geval biedt de wet aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad de mogelijkheid cassatie in het belang der wet in te stellen. Cassatie in het belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2022:457