Hoge Raad: wetgever aan zet bij de afstammingsrechtelijke gevolgen van buitenlands draagmoederschap

13 mei 2022

De Hoge Raad heeft vandaag beslist dat het op dit moment zijn rechtsvormende taak te buiten gaat om prejudiciële vragen van de rechtbank Den Haag te beantwoorden over de afstammingsrechtelijke gevolgen in Nederland van buitenlands draagmoederschap, nu wetgeving op dit terrein in voorbereiding is.

De zaken

Twee stellen die ervoor hebben gekozen hun kinderwens in het buitenland te realiseren via draagmoederschap, hebben de rechtbank Den Haag verzocht om hen aan te merken als de juridische ouders met ouderlijk gezag over het uit de draagmoeder geboren kind. Er zijn in Nederland (nog) geen wettelijke regelingen die de rechtsgevolgen van (buitenlands) draagmoederschap regelen. De rechtbank Den Haag heeft daarom over dit onderwerp prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld.

Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad daarover niet eerder heeft beslist. Het moet gaan om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is en die van belang zijn voor de beslissing in een groot aantal andere zaken.

Oordeel Hoge Raad

Het conceptwetsvoorstel Kind, draagmoeder en afstamming dat onder meer over de afstammingsrechtelijke gevolgen van (buitenlands) draagmoederschap gaat, zal binnen afzienbare tijd leiden tot de indiening van een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Bij die stand van zaken vindt de Hoge Raad dat het op dit moment zijn rechtsvormende taak te buiten gaat om antwoord te geven op de vragen van de rechtbank.

Hoe verder

De rechtbank zal de zaken nu voortzetten in de stand waarin zich deze bevonden voordat de prejudiciële vragen werden gesteld. Zolang er geen wettelijke regeling is, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, daaronder begrepen de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:685