PG bij de Hoge Raad: geen aanknopingspunten voor een strafrechtelijk opsporingsonderzoek naar aanleiding van een aangifte tegen Kamerlid Baudet

25 maart 2022

De aangifte werd gedaan in verband met gestelde racistische en antisemitische uitlatingen in WhatsAppgroepen

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, Edwin Bleichrodt, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid geïnformeerd dat hij geen aanknopingspunten ziet voor een strafrechtelijk opsporingsonderzoek naar aanleiding van een aangifte tegen Kamerlid Baudet in verband met gestelde racistische en antisemitische uitlatingen in WhatsAppgroepen. In zijn visie is er geen verdenking dat de heer Baudet zich heeft schuldig gemaakt aan een ambtsdelict. Groepsbelediging is alleen strafbaar als de uitlatingen ‘in het openbaar’ zijn gedaan. De heer Baudet heeft de in de aangifte bedoelde uitlatingen gedaan in berichten in besloten WhatsAppgroepen van beperkte omvang waar (kandidaat-)Kamerleden en de betrokken stafleden/medewerkers van Forum voor Democratie deel van uitmaakten. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat hij de in de aangifte bedoelde uitlatingen ’in het openbaar‘ heeft gedaan. Ook zijn er geen aanwijzingen dat zijn opzet was gericht op het doen van de uitlatingen in het openbaar. Om deze redenen ziet de Procureur-Generaal geen aanknopingspunten voor een opsporingsonderzoek wegens een ambtsdelict en komt hij aan een beoordeling van de (aard van de) uitlatingen niet toe. Dat is de uitkomst van een door hem uitgevoerd oriënterend onderzoek. Het is nu aan de minister van Justitie en Veiligheid om op basis van de bevindingen uit het oriënterend onderzoek te bepalen of een opsporingsonderzoek aangewezen is. De beslissing van de minister wordt gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is een onafhankelijk en zelfstandig instituut binnen de rechterlijke organisatie dat los staat van het rechtscollege de Hoge Raad. Er is geen gezagsverhouding tussen de Procureur-Generaal en de Hoge Raad. Dat komt ook tot uitdrukking in het woordje ‘bij’. De Procureur-Generaal geeft leiding aan het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad behoort niet tot het Openbaar Ministerie en is onafhankelijk ten opzichte van de Minister van Justitie en Veiligheid.

De procedure

In artikel 119 van de Grondwet is bepaald dat (voormalig) leden van de Staten-Generaal, ministers en staatssecretarissen voor door hen begane ambtsmisdrijven worden berecht door de Hoge Raad. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is belast met de strafrechtelijke vervolging van dergelijke ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen (artikel 111, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Hij kan echter niet naar eigen inzicht tot strafvervolging overgaan. Hij dient daartoe eerst opdracht te krijgen ofwel bij Koninklijk Besluit door de regering ofwel door een besluit van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

In 2017 is een Protocol (pdf, 487 kB) vastgesteld waarin is omschreven op welke wijze wordt omgegaan met aangiften betreffende ambtsdelicten van bewindspersonen die binnenkomen bij een ministerie, het Openbaar Ministerie of bij de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad.

Indien er sprake is van een aangifte in de zin van het Protocol, start de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad een oriënterend onderzoek gericht op de vraag of er aanknopingspunten zijn voor een opsporingsonderzoek. Na afloop van het oriënterend onderzoek informeert de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad de Minister van Justitie en Veiligheid over zijn bevindingen.

De aangifte

De aangifte is gedaan door een burger en door de Minister van Justitie en Veiligheid aan de Procureur-Generaal doorgestuurd. In de aangifte wordt gesteld dat de heer Baudet, lid van de Tweede Kamer, “zich bij voortduring racistisch en antisemitisch uitlaat” en hiermee handelt in strijd met artikel 1 van de Grondwet (het discriminatieverbod) en de door hem afgelegde eed of belofte. Er is in de aangifte niet gespecificeerd welke bepaling uit het Wetboek van Strafrecht zou zijn overtreden. In de aangifte wordt verwezen naar een artikel in Elsevier Weekblad waarin wordt ingegaan op berichten in twee WhatsAppgroepen van Forum voor Democratie. Het oriënterend onderzoek is tot deze uitlatingen beperkt.

Het oriënterend onderzoek

Het handelen in strijd met de Grondwet en de eed of belofte door een volksvertegenwoordiger is als zodanig niet strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Dit handelen kan wel als ambtsdelict strafbaar zijn als het handelen valt onder de ambtsdelicten die gespecificeerd zijn in het Wetboek van Strafrecht óf wanneer het Kamerlid bij het begaan van een ander strafbaar feit een bijzondere ambtsplicht schendt of gebruikmaakt van macht, gelegenheid of middel door het ambt geschonken. In dat geval kunnen ook andere delicten in het Wetboek van Strafrecht een ambtsdelict opleveren.

Als een Kamerlid racistische en antisemitische uitlatingen doet, zou - onder omstandigheden - sprake kunnen zijn van een ambtsdelict als hij of zij daarbij een bijzondere ambtsplicht schendt of gebruikmaakt van macht, gelegenheid of middel door het ambt geschonken. Te denken valt aan delicten in het Wetboek van Strafrecht als groepsbelediging, het aanzetten tot haat of discriminatie of het openbaar maken, toezenden, verspreiden van een beledigende uitlating of een uitlating die aanzet tot haat of discriminatie.

Uit het oriënterend onderzoek van de Procureur-Generaal volgen geen aanwijzingen dat hiervan sprake is. Groepsbelediging, het aanzetten tot haat of discriminatie of het openbaar maken, toezenden, verspreiden van een beledigende uitlating of een uitlating die aanzet tot haat of discriminatie zijn alleen strafbaar als de uitlatingen ‘in het openbaar’ zijn gedaan. De heer Baudet heeft de in de aangifte bedoelde uitlatingen gedaan in berichten in besloten WhatsAppgroepen van beperkte omvang waar (kandidaat-)Kamerleden en de betrokken stafleden/medewerkers van Forum voor Democratiedeel van uitmaakten. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat hij de in de aangifte bedoelde uitlatingen ’in het openbaar‘ heeft gedaan. Ook zijn er geen aanwijzingen dat zijn opzet was gericht op het doen van de uitlatingen in het openbaar.

Samengevat concludeert de Procureur-Generaal dat uit zijn onderzoek geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen waaruit een verdenking van een ambtsdelict naar voren komt. Om die reden ziet hij geen aanknopingspunten voor een strafrechtelijk opsporingsonderzoek naar aanleiding van de aangifte.

Publicaties

Oriënterend onderzoek van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad n.a.v. aangifte tegen de heer Baudet in verband met gestelde racistische en antisemitische uitlatingen (in WhatsApp-groepen) (pdf, 395 kB)

Protocol (pdf, 487 kB) inzake de behandeling van aangiften bij een ministerie, het openbaar ministerie of de procureur-generaal bij de Hoge Raad tegen leden van de Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen