Hoge Raad: wetgever aan zet bij genderneutrale registratie in geboorteakte

4 maart 2022

De Hoge Raad heeft vandaag beslist dat het op dit moment zijn rechtsvormende taak te buiten gaat om prejudiciële vragen van de rechtbank Den Haag te beantwoorden over genderneutrale registratie in de geboorteakte, nu wetgeving op dit terrein in voorbereiding is.

De zaak

Een persoon die zich ongeveer 60% als man en 40% als vrouw identificeert, heeft aan de rechtbank Den Haag verzocht om de geboorteakte te verbeteren door daarin een genderneutrale aanduiding op te nemen. De Nederlandse wet biedt hiervoor (nog) geen mogelijkheid. Rechtbanken gaan verschillend met dit soort verzoeken om. De rechtbank Den Haag heeft daarom over dit onderwerp prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld.

Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad daarover niet eerder heeft beslist. Het moet gaan om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is en die van belang zijn voor de beslissing in een groot aantal andere zaken.

Oordeel Hoge Raad

De minister voor Rechtsbescherming nam tot voor kort het standpunt in dat de rechtspraak over genderneutrale registratie in de geboorteakte nog in ontwikkeling is en dat het bij gebrek aan een eenvormig beeld in de rechtspraak, wenselijk was de nadere ontwikkelingen in de rechtspraak af te wachten voordat tot een eventuele wetswijziging zou worden overgegaan. De minister heeft dit standpunt recent verlaten en het kabinet heeft stappen gezet om op korte termijn te komen tot wetgeving. Nu het in beginsel op de weg van de wetgever ligt om te bepalen hoe de overheidsregistratie van personen wordt ingericht, en wetgeving over genderneutrale registratie in de geboorteakte in voorbereiding is, vindt de Hoge Raad dat het op dit moment zijn rechtsvormende taak te buiten gaat om antwoord te geven op de vragen van de rechtbank.

Hoe verder

De rechtbank zal de zaak nu voortzetten in de stand waarin zich deze bevond voordat de prejudiciële vragen werden gesteld. Zolang er geen wettelijke regeling is, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, daaronder begrepen de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:336