PG bij de Hoge Raad: procesafspraken in strafzaken onder voorwaarden toelaatbaar

14 juni 2022

In april van dit jaar kondigde procureur-generaal (PG) Bleichrodt aan cassatie in het belang der wet in te stellen over procesafspraken in strafzaken. Vandaag is de vordering ingediend. De strekking van de vordering is dat de PG procesafspraken tussen Openbaar Ministerie (OM) en de verdediging van de verdachte onder voorwaarden toelaatbaar vindt.

Achtergrond

In 2019 kondigde het OM aan strafzaken sneller te willen afhandelen door procesafspraken te maken met de verdediging. Bij procesafspraken gaat het om verschillende soorten afspraken over het verloop van de voor de rechter te voeren strafprocedure. De gemaakte afspraken kunnen uitmonden in een gezamenlijk afdoeningsvoorstel: een voorstel van het OM en de verdachte aan de rechter om tot een bepaalde bewezenverklaring en strafoplegging te komen. Voor het maken van procesafspraken bestaat geen specifieke wettelijke regeling. Daarom is het onduidelijk of en, zo ja, onder welke voorwaarden het maken van procesafspraken toelaatbaar is. Door het instellen van een vordering tot cassatie in het belang der wet kan op korte termijn hierover meer duidelijkheid worden verkregen.

Advies PG

Dat een specifieke wettelijke regeling voor procesafspraken ontbreekt, wil volgens de PG niet zeggen dat de wet geen ruimte laat voor procesafspraken in strafzaken. Wel is terughoudendheid geboden. De introductie van procesafspraken vraagt fundamentele afwegingen en keuzes over de inrichting en structuur van het strafproces en de rolverdeling tussen de procesdeelnemers. Daarom vindt de PG dat de wetgever niet afzijdig kan blijven.

Zolang een specifieke wettelijke regeling ontbreekt zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld of de behandeling van de zaak waarin procesafspraken zijn gemaakt in overeenstemming is met de eisen van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM, het systeem van de wet en beginselen van een behoorlijke procesorde. De PG geeft geen algemeen toetsingskader omdat hij vindt dat dat aan de wetgever is, maar formuleert in zijn vordering wel bepaalde randvoorwaarden.

Samengevat houden de randvoorwaarden volgens de PG in:

  • Procesafspraken moeten kunnen bijdragen aan verkorting van de procedure en/of aan de effectiviteit en kwaliteit van de afdoening.
  • De rechter moet kunnen toetsen of de afspraken op een eerlijke wijze tot stand zijn gekomen. Door schriftelijke vastlegging van de afspraken, verslaglegging van voorbereidende besprekingen en voeging daarvan in het strafdossier zal de rechter in staat moeten worden gesteld de totstandkoming van de afspraken te toetsen.
  • Procesafspraken kunnen slechts tot stand komen op basis van vrijwilligheid en als de verdachte wordt bijgestaan door een raadsman. Aanwezigheid van de verdachte op de zitting is in de regel wenselijk om de rechter in staat te stellen de totstandkoming van de afspraken te kunnen toetsen.
  • Het belang van de externe openbaarheid vraagt om een openbare zitting waarop de procesafspraken aan de orde worden gesteld.
  • De rechter blijft verantwoordelijk voor de beoordeling van de zaak. Het beslissingsmodel in het Wetboek van Strafvordering vereist dat de rechter in strikte volgorde een aantal vragen moet beantwoorden om tot een uitspraak te komen. Daaraan kunnen procesafspraken niet afdoen.
  • De rechter zal de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen is dus zelf moeten beantwoorden en motiveren, ook al zijn het OM en de verdediging het hierover eens. Ook de vragen of de bewezenverklaring onder een wettelijke delictsomschrijving valt en of de verdachte strafbaar is zal de rechter zelf moeten beantwoorden.
  • De rechter kan toetsen of een in een procesafspraak voorgestelde straf of maatregel passend is. Daarbij kan met de proceshouding van de verdachte rekening worden gehouden, dus ook met zijn medewerking aan de procesafspraken.
  • Bij het maken van procesafspraken zullen belangen van het slachtoffer moeten worden meegewogen. Het slachtoffer heeft onder meer recht op informatie en een correcte bejegening. Een voorstel tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel en/of het toewijzen van de vordering van de benadeelde partij kan onderdeel uitmaken van de procesafspraken. De rechter moet toetsen of de afspraken voldoende recht doen aan de belangen van het slachtoffer.

Niet alle afspraken zijn toelaatbaar. Volgens de PG is in het huidige recht geen plaats voor onder meer afspraken over:

  • Bekentenissen.
  • De oplegging van ingrijpende vrijheidsbenemende maatregelen, zoals tbs.
  • Het niet instellen van een rechtsmiddel.

De rechter is niet gebonden aan gemaakte procesafspraken die uitmonden in een afdoeningsvoorstel. Als de rechter het afdoeningsvoorstel niet volgt kan de rechter de zaak zonder heropening van de behandeling afdoen als er sprake is van een lichte afwijking die niet afdoet aan de essentie van het afdoeningsvoorstel. Als de rechter vindt dat aan de verdedigingsrechten van de verdachte of de procespositie van het OM tekort zou worden gedaan moet de behandeling wel worden heropend. Het is afhankelijk van de feiten en omstandigheden (zoals de grond voor heropening) of het onderzoek door dezelfde rechters kan worden hervat.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 27 september 2022.

Een uitspraak van de Hoge Raad in een zaak waarin sprake is van een cassatie in het belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen. De eerdere uitspraak van de rechtsprekende instantie blijft van kracht.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is een onafhankelijk en zelfstandig instituut binnen de rechterlijke organisatie dat los staat van het rechtscollege de Hoge Raad. Er is geen gezagsverhouding tussen de Procureur-Generaal en de Hoge Raad. Dat komt ook tot uitdrukking in het woordje ‘bij’. De Procureur-Generaal geeft leiding aan het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad behoort niet tot het Openbaar Ministerie en is onafhankelijk ten opzichte van de Minister van Justitie en Veiligheid.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2022:566