Uitspraak Hoge Raad in prejudiciële procedure over informatieverplichtingen verzekeraars bij beleggingsverzekeringen

11 februari 2022

De Hoge Raad heeft vandaag uitspraak gedaan naar aanleiding van prejudiciële vragen over de informatieverplichtingen van verzekeraars bij beleggingsverzekeringen.

Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter over een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft geoordeeld. Het moet gaan om een vraag die zich voordoet in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is en die van belang is voor de beslissing in een groot aantal andere zaken. De antwoorden kunnen de rechter houvast geven bij toekomstige beslissingen in concrete zaken.

Achtergrond

In Nederland zijn, met name in de jaren negentig van de vorige eeuw, miljoenen beleggingsverzekeringen verkocht. Rond 2006 is in de samenleving ophef over deze verzekeringen ontstaan; ze worden ook wel ‘woekerpolissen’ genoemd. Er zijn, en worden nog steeds, veel juridische procedures over beleggingsverzekeringen gevoerd. Een van de vragen die in deze procedures centraal staan, is of verzekeraars bij het afsluiten van de beleggingsverzekeringen voldoende informatie aan de verzekeringnemers hebben verstrekt, onder meer over de kosten en risico’s verbonden aan de verzekeringen. Specifiek gaat het daarbij om de vraag of verzekeraars konden volstaan met het naleven van de informatieplichten uit de sectorspecifieke regelgeving, waaronder de Derde Levensrichtlijn (DLR), of dat zij mogelijk aanvullende informatie hadden moeten verstrekken op grond van (open en/of ongeschreven) normen van burgerlijk recht.

De zaak

Een van de procedures die over beleggingsverzekeringen worden gevoerd, betreft de collectieve actie die Vereniging Woekerpolis.nl in 2013 tegen Nationale Nederlanden heeft ingesteld. Ook in die procedure is een centrale vraag of Nationale Nederlanden kon volstaan met het verstrekken van de informatie die volgens de sectorspecifieke regelgeving moest worden verstrekt. De rechtbank Rotterdam heeft in 2017 de vorderingen van Vereniging Woekerpolis.nl afgewezen. De Vereniging Woekerpolis.nl heeft vervolgens bij het hof Den Haag hoger beroep ingesteld. In die procedure heeft het hof bij tussenuitspraak vragen gesteld aan de Hoge Raad.

Uitspraak Hoge Raad

De beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad houdt, samengevat, het volgende in.

Het burgerlijk recht is van toepassing op de rechtsverhouding tussen een verzekeraar die een beleggingsverzekering aanbiedt aan, sluit of heeft gesloten met een verzekeringnemer. Het is aan de rechter om te beoordelen of er naar burgerlijk recht verplichtingen bestaan voor de verzekeraar tot het verstrekken van aanvullende gegevens, naast de door artikel 31 lid 3 DLR verlangde gegevens, en zo ja, welke. Als die verplichtingen betrekking hebben op gegevens die (i) duidelijk en nauwkeurig zijn, (ii) noodzakelijk zijn voor een goed begrip van de wezenlijke bestanddelen van de beleggingsverzekering, en (iii) voldoende rechtszekerheid waarborgen, en deze verplichtingen worden volgens de verzekeringnemer door de verzekeraar niet nageleefd, dan kan de verzekeringnemer bij de rechter aanspraak maken op rechtsbescherming. De verzekeringnemer heeft aanspraak op die rechtsbescherming ook in een geval waarin de verzekeraar de informatieplichten van artikel 31 lid 3 DLR heeft nageleefd.

De vragen of verzekeraars op enig moment op grond van maatstaven van burgerlijk recht verplicht waren om aanvullende informatie te verstrekken en zo ja, welke aanvullende informatie verzekeraars dan hadden moeten verstrekken, vallen buiten het bereik van de prejudiciële vragen. Daarover heeft de Hoge Raad zich in deze procedure niet uitgelaten.

Hoe verder

Het hof zal de zaak nu voortzetten en in zijn uitspraak rekening houden met de antwoorden van de Hoge Raad. Ook andere rechters die in vergelijkbare zaken moeten beslissen en partijen in onderling overleg, zullen de antwoorden van de Hoge Raad daarbij betrekken.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:166