Veroordeling wegens doodslag op medestudente op Saba in 2015 blijft in stand

20 december 2022

De veroordeling van een verdachte wegens doodslag op zijn medestudente op 15 april 2015 op Saba blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

De vrouw kwam op 15 april 2015 op Saba in haar woning om het leven. Zij werd aangetroffen liggend op haar buik op haar bed, met haar handen op haar rug en haar jurk tot haar heup opgetrokken. Sectie wees uit dat zij in de nacht door verwurging en mogelijk mede belemmering van de ademhaling door neus/mond om het leven was gekomen en dat haar armen/polsen waarschijnlijk vastgebonden zijn geweest. In haar lichaam werd sperma van de verdachte, een medestudent, aangetroffen. Ook op haar jurk werden sporen aangetroffen waarvan het DNA-profiel matchte met dat van de verdachte. De verdachte verklaarde onder meer dat hij op 14 april 2015 vroeg in de avond seksueel contact met de vrouw had gehad, maar niet in die nacht, en dat hij, nadat hij de vrouw samen met een ander had thuisgebracht, eerst nog bij die ander op bezoek is geweest en toen rechtstreeks naar huis is gegaan.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelde dat de verklaringen van de verdachte kennelijk leugenachtig waren. Het hof stelde vast dat de verdachte de vrouw met geweld om het leven heeft gebracht bij gelegenheid van seksueel verkeer. Het Hof veroordeelde de verdachte wegens doodslag en het bezit van een grote hoeveelheid kinderporno tot een gevangenisstraf van elf jaar. De verdachte stelde van deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten) en conclusie van de advocaat-generaal

De advocaten van de verdachte vroegen de Hoge Raad de veroordeling te vernietigen. Er werd onder meer geklaagd over, kort gezegd, de verwerping door het hof van een door de verdediging aangedragen alternatief scenario. Ook werd geklaagd over het gebruik voor het bewijs van de door het hof als kennelijk leugenachtig aangemerkte verklaringen van de verdachte.

De advocaat-generaal concludeerde tot verwerping van het beroep.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad wijdt in zijn arrest een voorafgaande beschouwing over het bij het oordeel over de bewijsvoering betrekken van een onaannemelijke of onwaar gebleken verklaring van een verdachte. De Hoge Raad stelt voorop dat, zoals in deze zaak ook is gebeurd, de rechter bij de beantwoording van de bewijsvraag tot op zekere hoogte betekenis mag toekennen aan de omstandigheid dat de verdachte een verklaring heeft afgelegd die naar zijn oordeel niet aannemelijk is of onwaar (leugenachtig) is gebleken. De Hoge Raad bespreekt daarbij in welke gevallen en onder welke voorwaarden dat mogelijk is.

In deze zaak heeft het hof een aantal verklaringen van de verdachte aangemerkt als kennelijk leugenachtig en deze gebruikt voor het bewijs. Deze verklaringen zijn volgens het hof afgelegd om de waarheid te verhullen dat (i) de gelegenheid waarbij de verdachte zijn spermasporen heeft achtergelaten bij het slachtoffer in rechtstreeks verband staan met het moment waarop hij gewelddadige handelingen heeft verricht waardoor zij is overleden en (ii) de verdachte in de bewuste nacht van de woning van het slachtoffer kwam gelopen. Daarmee heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de door de verdachte afgelegde verklaringen onverenigbaar zijn met de uit ander bewijs blijkende feiten en omstandigheden en dat daarmee de verdachte leugenachtige verklaringen heeft afgelegd die, in samenhang met wat uit ander bewijs blijkt, relevant zijn voor het aannemen van de bewezenverklaring. Dit oordeel van het hof acht de Hoge Raad voldoende gemotiveerd en ook in overeenstemming met de eisen die de Hoge Raad stelt aan het gebruik van zo’n verklaring voor het bewijs. Ook het oordeel van het hof dat het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario waarbij niet de verdachte maar de vriend van het slachtoffer haar om het leven zou hebben gebracht niet aannemelijk is geworden, vindt de Hoge Raad voldoende gemotiveerd.

Met de uitspraak van de Hoge Raad zijn de veroordeling en de opgelegde gevangenisstraf definitief.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:1864