Veroordeling wegens doodslag op drie vrouwen in Amsterdam blijft in stand

20 december 2022

De veroordeling van een man wegens doodslag op drie vrouwen in Amsterdam in 2003, 2004 en 2017, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

In november 2016 werd een coldcase-onderzoek gestart naar de dood van twee vrouwen; in april 2003 werd een vrouw om het leven gebracht en naakt achtergelaten op een talud in Amsterdam en in november 2004 werd een andere vrouw gedood van wie het lichaam in stukken in vuilniszakken werd aangetroffen. Aan beide zaken kon de verdachte worden gelinkt dankzij een dna-spoor. In 2017 zou hij een derde vrouw om het leven hebben gebracht. Tot op heden is haar lichaam niet gevonden.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van veertien jaar en vijf maanden en tbs voor de doodslag op de vrouw in november 2004 en sprak vrij in de andere twee zaken. In hoger beroep werd de verdachte veroordeeld voor doodslag op alle drie de vrouwen. Het hof legde hem een gevangenisstraf van negentien jaar en elf maanden en tbs op. De verdachte stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaten van de verdachte vroegen de Hoge Raad de veroordeling te vernietigen. De ingediende cassatieklachten richtten zich onder meer tegen de bewijsvoering in de drie zaken, de door het hof gebruikte schakelbewijsconstructie en de te lange procedure bij rechtbank en hof en het feit dat het hof heeft volstaan met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn.

Oordeel Hoge Raad

De cassatieklachten over de bewijsvoering in de zaken falen. De Hoge Raad benadrukt dat in cassatie niet kan worden onderzocht of de door de feitenrechter vastgestelde feiten juist zijn, maar alleen of die vaststellingen begrijpelijk zijn. Hij vindt de in de cassatieklachten aangevochten feitelijke vaststellingen en de oordelen daarover van het hof niet onbegrijpelijk.

Over de door het hof gebruikte schakelbewijsconstructie oordeelt de Hoge Raad als volgt. Met de term schakelbewijs wordt een bewijsvoering aangeduid waarbij voor de bewezenverklaring van het ene strafbare feit ook redengevend is dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de manier waarop de strafbare feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. Het hof heeft - hoewel het vindt dat er voor ieder van de bewezenverklaarde feiten afzonderlijk voldoende bewijs is - geoordeeld dat het bewijs van de afzonderlijke feiten het bewijs van die feiten gezamenlijk versterkt. Bij de strafbare feiten was namelijk een patroon zichtbaar waarbij de verdachte zich herhaaldelijk heeft vergrepen aan vrouwen in een (vaak) kwetsbare positie. Alle drie de slachtoffers vielen in de leeftijdscategorie 26 tot 30 jaar, waren werkzaam als prostituee in Amsterdam en met alle drie heeft hij, voorafgaand aan hun overlijden, seksuele handelingen verricht en zich vervolgens van de stoffelijke overschotten ontdaan. Hiermee heeft het hof volgens de Hoge Raad op begrijpelijke wijze tot uitdrukking gebracht dat de manier waarop de verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd op essentiële punten overeenkomt.

Het oordeel van het hof over de te lange procedure bij rechtbank en hof vindt de Hoge Raad niet begrijpelijk. Het hof heeft onvoldoende gemotiveerd waarom met de enkele constatering van de overschrijding van de redelijke termijn kan worden volstaan. Deze cassatieklacht slaagt dan ook en de Hoge Raad doet de zaak zelf af door de opgelegde gevangenisstraf te verlagen.

Dit alles brengt met zich dat de veroordeling wegens doodslag op drie vrouwen in stand blijft. In verband met de duur van de procedure wordt de opgelegde gevangenisstraf negentien jaar en acht maanden. De tbs-maatregel blijft ongewijzigd in stand.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:1902