Veroordeling wegens doden huisbaas in Leeuwarden en de aan de nabestaanden toegekende schadevergoedingen blijven in stand

20 december 2022

De veroordeling van een man wegens het doden van zijn 73-jarige huisbaas in juli 2019 in Leeuwarden en de toegekende schadevergoedingen aan de nabestaanden van het slachtoffer blijven in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

In juli 2019 werd in een woning in Leeuwarden het dode lichaam gevonden van een 73-jarige man van Chinese afkomst. Het lichaam werd ruim twee weken na het overlijden door de politie gevonden en lag deels verpakt in plastic verborgen onder kleding op de vloer van de slaapkamer. Het slachtoffer had zwaar letsel aan zijn hoofd.

Het hof veroordeelde de verdachte, een huisgenoot van het slachtoffer, voor doodslag en diefstal van geld van het slachtoffer en legde een gevangenisstraf van tien jaar op. Ook moest hij schadevergoedingen betalen aan de nabestaanden van het slachtoffer.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen. In cassatie werd onder meer geklaagd over de bewezenverklaarde diefstal van geld en over de door het hof toegekende vergoeding van de kosten voor het bijzetten van de urn in China.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt – overeenkomstig de conclusie van de advocaat-generaal - dat deze cassatieklachten niet slagen. Hij heeft deze klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat ze niet tot vernietiging kunnen leiden en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproepen.

Omdat het hof bij de oplegging van gijzeling met betrekking tot de schadevergoedingsmaatregel de bij wet bepaalde totale maximale duur daarvan heeft overschreden, heeft de Hoge Raad de uitspraak alleen op dat punt vernietigd en aangepast.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:1905