Advies plv. PG aan Hoge Raad naar aanleiding van prejudiciële vragen over huurkorting in coronatijd

30 september 2021

Als gevolg van de in coronatijd van overheidswege gedwongen sluiting van bepaalde bedrijfsruimten (zoals de horeca) heeft een huurder in beginsel recht op huurprijsvermindering. De gedwongen sluiting leidt tot een beperking in het huurgenot (een ‘gebrek’ in de zin van de wet). Verder vormt de coronapandemie met haar gevolgen een ‘onvoorziene omstandigheid’ waarmee partijen geen rekening hielden bij het sluiten van de huurovereenkomst. Dit kan leiden tot een tijdelijke huurprijsvermindering die gebaseerd is op het daadwerkelijke nadeel dat de huurder lijdt als gevolg van het aan de coronacrisis toe te rekenen voldoende ernstige omzetverlies. Bij het bepalen van het nadeel kunnen bepaalde tegemoetkomingen vanuit de overheid (Tegemoetkoming Vaste Lasten) worden verrekend. Uitgangspunt is dat het nadeel gelijk (50/50) tussen verhuurder en huurder wordt verdeeld. Dat adviseert de plv. procureur-generaal (PG) Wissink de Hoge Raad naar aanleiding van prejudiciële vragen van de rechtbank Roermond.

Achtergrond

De wereldwijde uitbraak van het coronavirus heeft sinds het voorjaar van 2020 verstrekkende gevolgen (gehad). Zo moesten onder meer hele branches zoals horeca, sportscholen, contactberoepen en niet essentiële winkels verplicht hun deuren sluiten of werden zij beperkt in openingstijden, door het bewaren van de anderhalve meter afstand of  het aantal aanwezige klanten.

In de huursector heeft de coronacrisis onder meer geleid tot discussie over de vraag of de huurders van bepaalde bedrijfsruimten in verband met de coronacrisis aanspraak kunnen maken op vermindering van de huurprijs, en zo ja hoe de vermindering moet worden berekend. Op deze vraag wordt in de rechtspraak geen eenduidig antwoord gegeven. In een zaak tussen een verhuurder en een huurder van een horecagelegenheid heeft de kantonrechter in Roermond de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld.

Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Het gaat om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is. De mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen is verbonden aan een aantal voorwaarden: zo moet een antwoord op deze vraag nodig zijn voor het nemen van een beslissing in een zaak en dezelfde vraag moet aan de orde zijn in een vergelijkbare zaken.

Ten aanzien van het onderwerp in kwestie heeft de rechtspraktijk behoefte aan een beantwoording van de prejudiciële vragen die partijen bij huurovereenkomsten en/of de rechter houvast geeft bij de beslissing in concrete zaken.

Uitspraak Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Het advies, een zogenoemde conclusie, van de plv. procureur-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De plv. procureur-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2021:902