Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling wegens doodslag op vrouw en haar ongeboren – levensvatbare – baby in stand laten

28 september 2021

De veroordeling door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van een man wegens doodslag op zijn vrouw en haar ongeboren kind kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Spronken de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag.

De zaak

In deze zaak gaat het om een verdachte die na een ruzie met zijn vrouw met haar in een worsteling is geraakt en haar in het gezicht heeft geslagen en bij de keel heeft gepakt. Dit gebeurde eind februari 2019 in hun woning in Leens. Toen hij weer ‘bij zinnen’ kwam lag zijn vrouw levenloos op de grond en heeft hij de hulpdiensten ingeschakeld. Daarbij heeft hij gemeld dat zijn vrouw was overleden. Ter plaatse gekomen hebben de hulpdiensten tevergeefs geprobeerd de vrouw te reanimeren. Uit onderzoek op het lichaam van de vrouw bleek dat zij als gevolg van geweldshandelingen is overleden. Daarnaast bleek zij zwanger te zijn. In haar baarmoeder bevond zich een ongeboren en inmiddels overleden foetus van ongeveer 24 tot 28 weken. Het kindje overleed als gevolg van het overlijden van de moeder.

De verdachte is door het gerechtshof veroordeeld wegens doodslag op zijn vrouw en haar baby tot een gevangenisstraf van twaalf jaar. De verdachte stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen. De verdachte heeft ontkend dat hij opzet had op het doden van het ongeboren kind. In juridische zin gaat het met name om de vraag of de verdachte had moeten weten dat de foetus levensvatbaar was. Volgens de advocaat moet uit het bewijs niet alleen blijken dat de verdachte wist van de zwangerschap van zijn vrouw, maar ook dat hij opzet had op het doden van het ongeboren kind, dat de levensvatbaarheidsgrens van 24 weken al had bereikt. In dat geval mag worden verwacht dat een kind in staat is buiten het moederlichaam in leven te blijven en kan de verdachte zich dus schuldig maken aan doodslag. Voor doodslag is vereist dat iemand opzettelijk van het leven wordt beroofd. Ten aanzien van een foetus die niet levensvatbaar is kan geen doodslag worden gepleegd.

Daarnaast is door de advocaat aangevoerd dat de verdachte zich op het moment van het gewelddadig handelen niet bewust was van de mogelijkheid dat het ongeboren kind als gevolg daarvan zou kunnen komen te overlijden.

Advies van de AG

De AG is het met de advocaat van de verdachte eens dat bij doodslag op een ongeboren vrucht, ook bewezen moet worden dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gaat om een levensvatbare vrucht. Het hof vond het voldoende dat de verdachte wist van de zwangerschap en daarnaast uit onderzoek was gebleken dat het ging om een ongeborene van minimaal 24 weken oud. In zoverre is de AG het niet met het hof eens.
Toch kan de uitspraak van het hof volgens de AG in stand blijven, omdat uit het door het hof gebruikte bewijs kan worden opgemaakt dat de verdachte niet alleen wist van de zwangerschap van zijn vrouw, maar ook dat die zwangerschap al meer dan 24 weken had geduurd. Daarom kunnen de cassatieklachten volgens de AG niet tot vernietiging van de uitspraak van het hof leiden.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 16 november 2021.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2021:875