Advies AG aan Hoge Raad in prejudiciële procedure over ‘woekerpolissen’

15 oktober 2021

Bij het afsluiten van beleggingsverzekeringen kon en kan er voor levensverzekeraars een verplichting zijn om aanvullende informatie te verstrekken op grond van (open en/of ongeschreven) privaatrechtelijke normen. Die verplichting moet dan wel voldoen aan de eisen die het Hof van Justitie van de Europese Unie al eerder aan dergelijke verplichtingen heeft gesteld. Dat betekent dat de informatie duidelijk en nauwkeurig moet zijn, noodzakelijk voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis en bovendien voldoende rechtszekerheid moet waarborgen. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Hartlief de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.

Achtergrond

In Nederland zijn, met name in de jaren negentig van de vorige eeuw, miljoenen beleggingsverzekeringen verkocht. Nadat rond 2006 in de maatschappij ophef over deze verzekeringen is ontstaan, worden ze in de volksmond ook wel ‘woekerpolissen’ genoemd. Er zijn, en worden nog steeds, veel juridische procedures over beleggingsverzekeringen gevoerd. Een van de vragen die in deze procedures centraal staan, is of levensverzekeraars bij het afsluiten van de beleggingsverzekeringen voldoende informatie aan de verzekeringnemers hebben verstrekt, onder meer over de kosten en risico’s verbonden aan de verzekeringen. Specifiek gaat het daarbij om de vraag of levensverzekeraars konden volstaan met het naleven van de informatieplichten uit de sectorspecifieke regelgeving of dat zij mogelijk aanvullende informatie hadden moeten verstrekken op grond van (open en/of ongeschreven) privaatrechtelijke normen.

De zaak

Een van de procedures die over beleggingsverzekeringen worden gevoerd, betreft de collectieve actie die Vereniging Woekerpolis.nl in 2013 tegen Nationale Nederlanden heeft ingesteld. Ook in die procedure is een centrale vraag of Nationale Nederlanden kon volstaan met het verstrekken van de informatie die volgens de sectorspecifieke regelgeving moest worden verstrekt. Nadat de rechtbank Rotterdam in 2017 de vorderingen van Vereniging Woekerpolis.nl heeft afgewezen, heeft zij bij het hof Den Haag hoger beroep ingesteld.

In die hoger beroepsprocedure heeft het hof begin 2021 zogenoemde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld over de verhouding tussen de sectorspecifieke informatieplichten en het privaatrecht. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft geoordeeld. Het gaat om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is. Omdat er veel procedures over beleggingsverzekeringen worden gevoerd en rechters verschillend over de informatieverplichtingen van levensverzekeraars oordelen, heeft de rechtspraktijk behoefte aan beantwoording door de Hoge Raad van de door het hof Den Haag gestelde prejudiciële vragen. De antwoorden kunnen de rechter houvast geven bij toekomstige beslissingen in concrete zaken over beleggingsverzekeringen.

Advies AG

De AG is van oordeel dat, anders dan Nationale Nederlanden in deze procedure betoogt, niet het uitgangspunt geldt dat levensverzekeraars, die aan de sectorspecifieke informatieplichten hebben voldaan, daarmee in beginsel qua informatieverstrekking ook hebben voldaan aan de toepasselijke (open en/of ongeschreven) privaatrechtelijke normen. Omdat van een dergelijke ‘koppeling’ geen sprake is, konden en kunnen privaatrechtelijke normen levensverzekeraars dus verplichten om aanvullende gegevens te verstrekken: méér en/of andere gegevens dan de gegevens die levensverzekeraars op grond van sectorspecifieke regelgeving moe(s)ten verstrekken. Dergelijke verplichtingen, die bijvoorbeeld op privaatrechtelijke leerstukken als (het ontbreken van) wilsovereenstemming en de (rechterlijke toetsing in het kader van de) Richtlijn oneerlijke bedingen kunnen worden gebaseerd, moeten echter wel voldoen aan de hiervoor genoemde door het Hof van Justitie van de EU gestelde eisen. De vragen of levensverzekeraars op enig moment op grond van privaatrechtelijke normen verplicht waren om aanvullende informatie te verstrekken en zo ja, welke aanvullende informatie levensverzekeraars dan hadden moeten verstrekken, vallen buiten het bereik van deze prejudiciële procedure. Daarover heeft de AG zich niet uitgelaten. Die vraag is aan de rechter in een concrete procedure. Het advies van de AG geeft wel enkele handvatten voor diens beoordeling.

Uitspraak Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Het advies, een zogenoemde conclusie, van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2021:973