Veroordeling in zaak 'Politiemol' blijft in stand

30 november 2021

De veroordeling van ‘politiemol’ M. wegens het schenden van een ambtsgeheim, computervredebreuk, ambtelijke omkoping, gewoontewitwassen en het voorhanden hebben van valse paspoorten blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

Achtergrond van de zaak

De zaak gaat over de man die ervan verdacht wordt dat hij als politieman jarenlang vertrouwelijke informatie heeft opgezocht in politiesystemen en die (tegen betaling) heeft gedeeld met personen uit het criminele circuit. Daarnaast wordt hem witwassen verweten en het voorhanden hebben van valse paspoorten.

De verdachte is door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en de bijkomende straf van ontzetting van het recht om een publiek ambt te bekleden voor de duur van tien jaren.

Het cassatieberoep

De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. Eén van de klachten, die door zijn advocaten naar voren is gebracht, is dat het hof niet tot het oordeel kon komen dat de verdachte computervredebreuk (artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht) heeft gepleegd. Volgens de advocaten is geen sprake van ‘hacken’, omdat de verdachte met zijn eigen gebruikersnaam en wachtwoord van de politie inlogde op de politiesystemen toen hij de vertrouwelijke informatie opzocht. De verdachte had de autorisatie om deze gegevens in te zien en te exporteren. Daarom is volgens de advocaten geen sprake van wederrechtelijk binnendringen door middel van een ‘valse sleutel’, zoals bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht. Ook heeft de verdachte geen ‘valse hoedanigheid’ aangenomen om wederrechtelijk binnen te dringen, zoals het hof heeft geoordeeld. De verdachte heeft zich immers niet als iemand anders voorgedaan.

Oordeel Hoge Raad

Het gerechtshof heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn eigen inloggegevens de politiesystemen heeft bevraagd op gegevens over personen zonder dat daarvoor in de uitoefening van zijn politietaak enige aanleiding bestond. Op die manier kreeg hij, zonder daartoe bevoegd te zijn, inzage in gegevens, nam hij deze gegevens over en verstrekte die aan criminelen. Het hof oordeelde op grond hiervan dat verdachte zijn autorisatie heeft misbruikt en dat hiermee sprake is van een ‘valse sleutel’ zoals bedoeld in de wet. Dit oordeel acht de Hoge Raad - mede gezien de wetsgeschiedenis van artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht - juridisch juist en ook begrijpelijk gemotiveerd.

Het oordeel van het hof dat de verdachte misbruik maakte van zijn bevoegdheid door het aannemen van een ‘valse hoedanigheid’ en de politiesystemen wederrechtelijk is binnengedrongen kan volgens de Hoge Raad niet zonder meer uit het door het hof gebruikte bewijs worden afgeleid. Daaruit blijkt volgens de Hoge Raad niet dat de verdachte al een valse hoedanigheid had aangenomen toen hem de autorisatie werd verstrekt. Het slagen van deze cassatieklacht leidt echter niet tot vernietiging van het arrest van het hof omdat het weglaten van dit deel van de bewezenverklaring de aard en de ernst van de bewezenverklaring in zijn geheel niet aantast.

Ook de andere cassatieklachten leiden niet tot vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof.

Met het oordeel van de Hoge Raad is de veroordeling van de verdachte definitief.

In verband met de duur van de procedure wordt de opgelegde gevangenisstraf vier jaar en tien maanden. De bijkomende straf blijft ongewijzigd in stand.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2021:1691