Advies AG aan Hoge Raad: oordeel hof dat invoering JA/JA stickers door gemeente Amsterdam niet onrechtmatig is kan in stand blijven

5 februari 2021

Het oordeel van het gerechtshof Amsterdam dat de gemeente Amsterdam bij de invoering van een systeem met JA/JA stickers niet onrechtmatig handelde tegenover de verspreiders van ongeadresseerd reclamedrukwerk, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Wissink de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.

De zaak

In de gemeente Amsterdam is sinds 1 januari 2018 een verordening van kracht die inhoudt dat ongeadresseerd reclamedrukwerk slechts mag worden bezorgd als op de brievenbus een JA/JA sticker is aangebracht (het zogenoemd opt-in-systeem). Deze folders mogen niet meer worden bezorgd op adressen zonder zo’n sticker. Voorheen mocht ongeadresseerd reclamedrukwerk worden bezorgd op alle Amsterdamse adressen met uitzondering van die met een NEE/JA of NEE/NEE sticker (opt-out-systeem). De gemeente wil met de invoering van het nieuwe systeem papierafval voorkomen. Voor bedrijven die ongeadresseerd drukwerk verspreiden betekent dit dat zij dit op minder adressen kunnen doen. Een aantal ondernemers heeft om die reden in een civiele procedure onder meer schadevergoeding gevorderd van de gemeente Amsterdam. Zij menen dat de overgang naar het nieuwe systeem onrechtmatig is.

Het gerechtshof wees in navolging van de rechtbank hun vorderingen af. Het hof oordeelde dat de gemeente bevoegd was het nieuwe systeem in te voeren. Het systeem vormt geen inbreuk op eigendomsrechten van de ondernemers, de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken is op het systeem niet van toepassing en het systeem is niet in strijd met de Postwet. Ook heeft de gemeente geen algemene rechtsbeginselen of beginselen van behoorlijk bestuur geschonden.

Een aantal ondernemers stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaten van de ondernemers vragen de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. Zij hebben een aantal cassatieklachten ingediend.

Advies AG

De centrale vraag in cassatie is of het hof Amsterdam heeft kunnen oordelen dat voor het opt-in-systeem een voldoende wettelijke grondslag bestaat en dat de regeling niet in strijd is met Europees recht of met algemene rechtsbeginselen.

Volgens de AG is het antwoord op die vraag ‘ja’. De invoering van het opt-in-systeem is juridisch toelaatbaar. Europees recht staat er niet aan in de weg dat de gemeente het opt-in-systeem invoert. Ook is de gemeente bevoegd om het opt-in-systeem in stellen. De Wet Milieubeheer laat bij de bevoegdheid om regels te stellen in verband met afvalpreventie ook ruimte aan gemeenten om daarover bepaalde regels te stellen op grond van hun autonome verordenende bevoegdheid. Verder levert het systeem geen strijd op met het recht op eigendom en is het ook niet in strijd met algemene rechtsbeginselen. De gemeente heeft het opt-in-systeem zorgvuldig voorbereid en voldoende rekening gehouden met de belangen van ondernemers. In de conclusie van de AG worden ook andere beginselen besproken. Slotsom is dat de AG vindt dat de invoering van het opt-in-systeem de toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan doorstaan.

De AG is van mening dat de cassatieklachten van de ondernemers niet slagen en adviseert de Hoge Raad de uitspraak van het hof in stand te laten.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 2 juli 2021.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2021:98