Advies AG aan Hoge Raad: herzieningsaanvragen zaak Arnhemse villamoord afwijzen

2 februari 2021

De herzieningsaanvragen in de zaak van de zogenoemde Arnhemse villamoord moeten worden afgewezen. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Harteveld de Hoge Raad in zijn conclusies van vandaag. Herziening in het voordeel van de veroordeelde is alleen mogelijk als na een onherroepelijke veroordeling in een strafzaak een nieuw gegeven, een zogenoemd novum, bekend wordt dat de rechter niet eerder kende en dat het ernstige vermoeden wekt dat de rechter destijds tot een andere uitspraak (geen veroordeling) zou zijn gekomen. Volgens de AG is van zo’n novum in deze zaken geen sprake.

De zaak

Op 2 september 1998 vond in het begin van de avond een gewelddadige overval plaats op een villawoning. Bij die overval kwam de bewoonster door een schot met een vuurwapen om het leven. Op een andere vrouw, die op dat moment de woning bezocht, werd ook geschoten. Zij raakte daardoor gewond. Deze vrouw heeft verklaard dat zij toen zij de woning binnenkwam de bewoonster met een onbekende man zag staan. Ze werden vervolgens beiden door deze man naar de slaapkamer gedirigeerd en hen werd verzocht om op het bed te gaan liggen. Er is daarna tweemaal op hun hoofden geschoten, met fatale afloop voor de bewoonster. Uit de woning zijn enkele bankpassen, wat geld en een sieraad weggenomen.

Voor betrokkenheid bij de overval zijn negen mannen aangehouden. Zeven daarvan werden door de rechtbank én het gerechtshof veroordeeld. Vijf van hen gingen nog in cassatie maar hun veroordelingen hielden bij de Hoge Raad stand. Twee andere mannen zijn eveneens veroordeeld, door de rechtbank. Een stelde geen hoger beroep in; een andere overleed tijdens de hoger beroepsprocedure. Het gerechtshof verklaarde om die reden het OM niet-ontvankelijk in de strafvervolging. Een tiende man die medeverdachte was is in Nederland niet vervolgd omdat een aan Duitsland gericht uitleveringsverzoek niet is gehonoreerd. Wel zijn de Duitse autoriteiten een (eigen) strafrechtelijk onderzoek gestart op verdenking van betrokkenheid bij de overval. Dat onderzoek heeft niet tot een vervolging geleid.

Bekennende en belastende verklaring

De man die alleen door de rechtbank werd veroordeeld en geen hoger beroep instelde heeft ten tijde van een van zijn politieverhoren als verdachte een grotendeels bekennende verklaring afgelegd, waarin hij ook voor de andere verdachten belastend verklaarde. Ook is hij als getuige op een zitting van het hof in de zaken van de andere verdachten gehoord en heeft ook daar belastend verklaard. Ook een andere verdachte heeft op enig moment een bekentenis afgelegd maar daarop is hij later – in wisselende bewoordingen – teruggekomen. Van een groot deel van de politieverhoren van de verdachten zijn video-opnamen gemaakt. Die opnamen maken deel uit van het dossier.

Nader onderzoek met het oog op aanvraag tot herziening

Drie van de onherroepelijk veroordeelde mannen dienden in 2014 en 2015 bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad een verzoek in om in hun eigen zaak nader onderzoek te doen met het oog op de voorbereiding van een eventuele herzieningsaanvraag. Namens de procureur-generaal heeft een advocaat-generaal de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS) in 2015 advies gevraagd over het verzoek tot nader onderzoek. Naar aanleiding daarvan heeft de ACAS positief geadviseerd om nader DNA-onderzoek en dactyloscopisch onderzoek te doen. De advocaat-generaal heeft deze onderzoeken laten uitvoeren. De uitkomst was dat daaruit geen nieuwe informatie naar voren kwam. Het onderzoek is op 16 december 2019 afgerond.

Herzieningsprocedure

Zeven van de acht veroordeelden hebben daarna een herzieningsaanvraag ingediend bij de Hoge Raad, waaronder de man die bekennend en belastend jegens de anderen heeft verklaard. Ook is namens een van de nabestaanden van de overleden man een herzieningsaanvraag ingediend. De herzieningsaanvragen stellen dat sprake is van een nieuw gegeven, een novum. Dit novum betreft de intrekking in oktober 2018 van de eerdere bekennende en belastende verklaring van een van de veroordeelden. Deze veroordeelde heeft in oktober 2018 een nieuwe verklaring afgelegd over hetgeen op 2 september 1998 heeft plaatsgevonden. In deze verklaring stelt hij ook dat hij zijn destijds bij de politie afgelegde verklaringen onder druk van de politie heeft afgelegd en dat hij bij de rechtbank en bij het hof (als getuige) door de angst en de druk zijn verklaring niet heeft kunnen veranderen. Verder geeft hij aan dat zijn verklaringen vals zijn en door sturing van de politie tot stand zijn gekomen. Ten slotte geeft hij een verklaring waarom hij pas in oktober 2018 terugkomt op zijn eerder afgelegde verklaringen.

Advies AG

In alle zaken tegen de mannen die door het hof zijn veroordeeld, adviseert de AG de herzieningsaanvragen ongegrond te verklaren. In zijn conclusie gaat de AG onder meer in op het ACAS-advies. In dat advies is de veroordeling als ‘(potentieel) onveilig’ aangemerkt. Volgens de AG is dat niet de maatstaf waarmee het herzieningsverzoek moet worden beoordeeld. Verder onderzoekt de AG uitgebreid de bewijsconstructie van het hof. Daarbij komen ook de door de politie gemaakte video-opnamen van de verhoren van de verdachten aan bod en gaat de AG in op de algemene problematiek van valse bekentenissen. De AG is van mening dat een andere rechter op basis van het beschikbare bewijsmateriaal wellicht tot een vrijspraak of andere uitkomst gekomen zou zijn maar dit is geen aanleiding voor herziening. Een andere weging van het bewijs is geen novum. Het hof heeft zich uitgebreid gebogen over de wijze van verhoren en over de betrouwbaarheid van de destijds afgelegde belastende verklaring van de medeverdachte. Om die reden kan de nieuwe verklaring niet als een novum worden aangemerkt. Ook het boek ‘De Arnhemse Villamoord’ van H. Israëls e.a. waar in de herzieningsaanvraag naar wordt verwezen, kan volgens de AG niet als een (nieuw) deskundigenoordeel worden aangemerkt.

Hetzelfde advies geldt in de zaak tegen de veroordeelde die zijn bekennende en belastende verklaring introk. Omdat ook de rechtbank zich destijds in zijn zaak en in de zaken van de destijds tegelijkertijd terechtstaande medeverdachten uitgebreid heeft gebogen over de betrouwbaarheid van de bekennende verklaring, kan de nieuwe afgelegde verklaring niet als een novum worden gezien.

In de zaak van de in hoger beroep overleden verdachte is het OM niet ontvankelijk verklaard in de strafvervolging. Met dit oordeel is de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Omdat de zaak daarmee niet geëindigd is in een veroordeling, is niet voldaan aan de voorwaarde voor herziening. De AG adviseert de Hoge Raad deze herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 20 april 2021.

Publicatie op rechtspraak.nl

  1. ECLI:NL:PHR:2021:66
  2. ECLI:NL:PHR:2021:67
  3. ECLI:NL:PHR:2021:70
  4. ECLI:NL:PHR:2021:71
  5. ECLI:NL:PHR:2021:72
  6. ECLI:NL:PHR:2021:73
  7. ECLI:NL:PHR:2021:74
  8. ECLI:NL:PHR:2021:75