Zaak over inbeslaggenomen gilet met ‘colors’ van motorclub Hells Angels moet opnieuw

24 december 2021

De beschikking van de rechtbank tot het niet opheffen van het beslag op een gilet met ‘colors’ van motorclub Hells Angels, blijft niet in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. De Hoge Raad vindt de inbeslagneming van het gilet op grond van een gemeentelijke verordening in strijd met de vrijheid van meningsuiting die is vastgelegd in artikel 7 van de Grondwet. Daarom moet de zaak terug naar de rechtbank om opnieuw te worden behandeld en beoordeeld.

De zaak

Een man werd op 22 september 2020 door de politie staande gehouden terwijl hij op zijn motor op de openbare weg in Haarlem reed. Hij droeg een gilet met de ‘colors’ van motorclub Hells Angels. Dit gilet werd in beslag genomen op grond van de verdenking van overtreding van artikel 2:50a APV Haarlem. Op grond van deze bepaling is het - kort samengevat - verboden om in het openbaar zichtbaar kleding te dragen van een door de rechter verboden organisatie. De motorclub Hells Angels was op dat moment door de rechtbank verboden verklaard.

De man diende een klaagschrift in bij de rechtbank dat strekt tot opheffing van het beslag op het gilet en teruggave. Hij is van mening dat de strafbaarstelling in de APV wegens onder meer strijd met de Grondwet onverbindend is.

De rechtbank vond dat het in de beklagprocedure te ver strekte om uit te maken of de strafbaarstelling in de APV verbindend is. Zij heeft het klaagschrift ongegrond verklaard en het beslag gehandhaafd. Tegen deze beslissing is beroep in cassatie ingesteld.

Advies advocaat-generaal

Advocaat-generaal Spronken heeft de Hoge Raad op 2 november jl. geadviseerd de beschikking te vernietigen.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de beschikking van de rechtbank niet in stand kan blijven. De rechtbank had wel een (voorlopige) beslissing moeten geven over de vraag of de APV-bepaling die het dragen van het gilet verbiedt, verbindend is. De Hoge Raad merkt verder op dat op het recht op vrijheid van meningsuiting dat is vastgelegd in artikel 7 Grondwet alleen beperkingen mogen worden aangebracht bij formele wet. Dat is een gemeentelijke verordening niet. In zo’n gemeentelijke verordening mag hooguit een regeling worden opgenomen die niet de inhoud van te openbaren gedachten of gevoelens betreft, maar die met het oog op de openbare orde invulling geeft aan bijvoorbeeld de plaats en de wijze van openbaarmaking en verspreiding daarvan. Zo’n gemeentelijke regeling mag niet zo ver gaan dat van een uitingsmiddel geen gebruik meer mag worden gemaakt. Uit de toelichting op de APV blijkt dat de bedoeling van de betreffende bepaling is in de publieke ruimte uiterlijk vertoon strafbaar te stellen dat bestaat in het zichtbaar hebben van goederen en dat verband houdt met verboden en ontbonden organisaties. Door zo het grondwettelijke recht te beperken van de vrijheid om door het zichtbaar maken van kleding en goederen uiting te geven aan gedachten of gevoelens, brengt de APV-bepaling een beperking aan op de vrijheid van meningsuiting die niet in een gemeentelijke verordening mag worden aangebracht.

De Hoge Raad vernietigt dan ook de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland om opnieuw te worden behandeld en beoordeeld.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2021:1946