Hoge Raad: beoordeling contracten tussen Martin Garrix en platenmaatschappij moet opnieuw

17 december 2021

De uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over een geschil tussen enerzijds deejay Martin Garrix en anderzijds zijn voormalige platenmaatschappij Spinnin Records en manager MusicAllStars Management, blijft niet in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag beslist. De zaak draait om de geldigheid van contracten die de deejay op jonge leeftijd sloot met de platenmaatschappij en het management. De zaak wordt verwezen naar het gerechtshof in Den Bosch om opnieuw te worden beoordeeld.

De zaak

Toen hij net 16 jaar oud was, kwam Martin Garrix onder contract bij platenmaatschappij Spinnin Records en manager MusicAllStars. Ze sloten in 2012 en in 2013 verschillende overeenkomsten, waarin ook financiële afspraken waren opgenomen. Nadien werd Martin Garrix zeer succesvol in de wereld van de elektronische dansmuziek. Op een gegeven moment was Martin Garrix niet meer tevreden over de belangenbehartiging door de platenmaatschappij en de manager, en vond hij dat de financiële afspraken te veel in hun voordeel uitvielen.

De deejay startte een procedure die in de kern ging over de geldigheid van de overeenkomsten en over de vraag wie de ‘fonogrammenproducent’ is van de tracks die Martin Garrix heeft gecomponeerd. De rechtbank stelde Martin Garrix in het gelijk en oordeelde dat de overeenkomsten ongeldig zijn op grond van dwaling. Ook oordeelde de rechtbank dat Martin Garrix de fonogrammenproducent is.

In hoger beroep stelde het gerechtshof Spinnin en MusicAllStars deels in het gelijk. Enerzijds oordeelde het hof dat de deejay bij het aangaan van de overeenkomsten niet verkeerd is voorgelicht of op het verkeerde been gezet, zodat geen sprake was van dwaling.

Anderzijds oordeelde het hof in het voordeel van Martin Garrix dat de contractsbepaling die Spinnin en MusicAllStars de mogelijkheid gaf om de overeenkomsten tegen dezelfde voorwaarden met twee jaar te verlengen, niet geldig is omdat die bepaling onredelijk bezwarend is op grond van het auteurscontractenrecht. Dit oordeel had tot gevolg dat de overeenkomsten op 30 juli 2015 zijn geëindigd. Ook oordeelde het hof dat Martin Garrix de fonogrammenproducent is.

Beide partijen stelden beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Advies advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad geadviseerd de cassatieberoepen van beide partijen te verwerpen en daarmee de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in stand te laten.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad acht bezwaren van beide partijen tegen het oordeel van het hof gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat niet op de juiste manier is beoordeeld of bepaalde contractsbepalingen onredelijk bezwarend zijn op grond van het auteurscontractenrecht. Dit geldt voor de bepalingen over de royaltyvergoeding en de verlengingsmogelijkheid. Daarnaast had ook moeten worden onderzocht of een aantal contractsbepalingen buiten toepassing moet blijven wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dit betekent dat de uitspraak van het gerechtshof niet in stand blijft en dat de desbetreffende contractsbepalingen opnieuw moeten worden beoordeeld. Verder is de Hoge Raad het eens met de rechtbank en het gerechtshof dat Martin Garrix de fonogrammenproducent is. Ook de beslissing van het gerechtshof dat geen sprake is van dwaling laat de Hoge Raad in stand. Deze twee punten zijn met het oordeel van de Hoge Raad definitief.

Gevolg

De uitspraak van de Hoge Raad brengt mee dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden niet in stand blijft. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het gerechtshof in Den Bosch om opnieuw te worden behandeld en beoordeeld.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2021:1923