Advies AG aan Hoge Raad n.a.v. een prejudiciële vraag over de reikwijdte van de nieuwe ‘Wet homologatie onderhands akkoord’ (WHOA)

6 december 2021

Naar aanleiding van een prejudiciële vraag van de rechtbank Amsterdam aan de Hoge Raad over de reikwijdte van de nieuwe ‘Wet homologatie onderhands akkoord’ heeft advocaat-generaal (AG) De Bock vandaag een advies aan de Hoge Raad uitgebracht. Het gaat in deze prejudiciële procedure over de vraag of de vorderingen van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds over achterstallige pensioenpremies buiten de reikwijdte van de WHOA vallen. Volgens AG De Bock moet deze vraag bevestigend worden beantwoord.

Wet homologatie onderhands akkoord

De WHOA-regeling is per 1 januari 2021 ingevoerd. Op basis hiervan kan de rechtbank een onderhands akkoord tussen een onderneming en zijn schuldeisers en aandeelhouders goedkeuren (homologeren), als daarmee het faillissement van de schuldenaar kan worden voorkomen. De homologatie leidt ertoe dat het akkoord verbindend is voor alle bij het akkoord betrokken schuldeisers en aandeelhouders. Bedoeling is dat deze regeling het minnelijk schuldsanerings- en herstructureringstraject versterkt.

De vraag

De rechtbank Amsterdam heeft in een lopende WHOA-procedure in een tussenbeslissing aan de Hoge Raad een prejudiciële vraag gesteld over de reikwijdte van deze nieuwe wet. Concreet gaat het over de vraag of de vorderingen van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds bestaande uit achterstallige pensioenpremies buiten de reikwijdte van de WHOA vallen. Met andere woorden: is het mogelijk om bedrijfstakpensioenfondsen te binden aan een gehomologeerd akkoord, of zijn de achterstallige pensioenpremies werknemersrechten en vallen ze daarom onder de wettelijke uitzondering?

Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. De mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen is verbonden aan een aantal voorwaarden: zo moet een antwoord op deze vraag of vragen nodig zijn voor het nemen van een beslissing in de betreffende zaak en moet(en) dezelfde vraag of vragen bovendien aan de orde zijn in een groot aantal samenhangende zaken. Dat is hier het geval. Nu bedrijfstakpensioenfondsen in Nederland meer dan vijf miljoen actieve deelnemers hebben is duidelijk dat deze vraag niet alleen van belang is voor de zaak in kwestie. De vraag is inmiddels ook in andere WHOA-procedures bij rechtbanken aan de orde gesteld.

Advies AG

De WHOA bevat een uitzondering voor de rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten: deze rechten vallen niet onder de werking van de WHOA en kunnen dus niet in een akkoord worden meegenomen. In de wetsgeschiedenis bij de WHOA is niets vermeld over de vraag of achterstallige pensioenpremies van bedrijfstakpensioenfondsen wel of niet onder deze uitzondering vallen. De AG is van mening dat een werknemer een recht heeft jegens de werkgever tot betaling van de pensioenpremies aan het bedrijfstakpensioenfonds, dat voortkomt uit de arbeidsovereenkomst. Daarom kunnen deze als werknemersrechten worden beschouwd. Volgens AG De Bock is de WHOA dan ook niet van toepassing op de achterstallige pensioenpremies van bedrijfstakpensioenfondsen en kunnen deze vorderingen daarom niet worden betrokken in een akkoord.

Uitspraak Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Het advies, een zogenoemde conclusie, van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2021:1152