Uitspraak Hoge Raad over zaak op zitting behandelen zonder betrokkene i.v.m. Covid-19

25 september 2020

De Hoge Raad heeft vandaag geoordeeld dat wanneer een behandeling ter zitting met fysieke aanwezigheid van een betrokkene in verband met Covid-19 niet mogelijk is, moet worden gekozen voor een passende andere oplossing die zoveel mogelijk recht doet aan het belang van de betrokkene bij een eerlijk proces.

Dat kan betekenen dat de zitting plaatsvindt met een tweezijdige beeld- geluidsverbinding met de betrokkene, of als dat niet mogelijk blijkt te zijn alleen een tweezijdige geluidsverbinding met de betrokkene. In de zaak waar de Hoge Raad vandaag over heeft geoordeeld, waarin de betrokkene alleen via een geluidsverbinding werd gehoord, was dit niet in strijd met het recht op een eerlijk proces.

In maart 2020 heeft de overheid ingrijpende maatregelen getroffen om het besmettingsgevaar ten aanzien van COVID-19 in te perken. Door die maatregelen is de mogelijkheid om in elkaars nabijheid te verkeren ernstig beperkt. Daardoor was het in sommige gevallen niet mogelijk om een zitting te houden waarbij de partijen fysiek aanwezig konden zijn.

De zaak

De zaak in kwestie gaat over de verkrijging van een rechterlijke machtiging tot het voortzetten van een zogenoemde crisismaatregel voor een betrokkene met een psychische stoornis (verplichte zorg met gedwongen opname). In een dergelijk geval moet de betrokkene eerst door een psychiater worden onderzocht. Dat onderzoek moet in beginsel plaatsvinden in fysieke aanwezigheid van de betrokken persoon. In dit geval, dat zich voordeed vlak nadat de corona-crisis was uitgebroken, heeft de psychiater de betrokkene alleen telefonisch gesproken. Vervolgens heeft de rechtbank het verzoek tot het treffen van een crisismaatregel telefonisch behandeld en de machtiging verleend. Tegen die beslissing stelde de betrokkene beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Uitspraak Hoge Raad

Bij de Hoge Raad klaagde de betrokkene dat deze gang van zaken in strijd is met diverse bepalingen uit het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Hoge Raad heeft die klacht verworpen.

In de omstandigheden van dit geval kon de rechtbank tot het oordeel komen dat een behandeling van het verzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene niet verantwoord was, en dat dit ook geldt voor het psychiatrisch onderzoek.

De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat steeds moet worden gekozen voor een alternatief voor persoonlijk contact dat in de gegeven omstandigheden wel mogelijk is en dat recht doet aan de belangen van de betrokkene. Daarbij verdient een tweezijdige beeld- geluidsverbinding de voorkeur boven alleen een tweezijdige geluidsverbinding.

Een en ander volgt uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Wat betreft de behandeling ter zitting volgt het bovendien uit de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Omdat in dit geval, dat zich voordeed vlak na het uitbreken van de corona-crisis, contact via een beeld- en geluidsverbinding nog niet mogelijk was, mocht worden volstaan met een geluidsverbinding.

Uitspraak op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2020:1509