Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling hoofdverdachte in de ‘Chaletmoordzaak Ermelo’ in stand laten

10 november 2020

De veroordeling van de hoofdverdachte in de zogenoemde ‘Chaletmoordzaak Ermelo’ wegens onder meer doodslag kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Bleichrodt de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag. Dat geldt ook voor de veroordeling van een medeverdachte, die overigens niet betrokken was bij de doodslag. De zaak tegen een derde verdachte, die ook niet betrokken was bij de doodslag, moet volgens de AG opnieuw worden behandeld.

De zaak

Op 14 maart 2014 kreeg de brandweer een melding om naar een bungalowpark in Ermelo te gaan waar een bungalow (‘chalet’) in brand zou staan. De brandweer trof in het chalet het stoffelijk overschot aan van een man. Hij was al eerder door zijn familie als vermist opgegeven. Onderzoek wees uit dat hij door geweld om het leven was gekomen.

Het gerechtshof heeft bewezenverklaard dat de vrouwelijke hoofdverdachte het slachtoffer met een bijl en een mes heeft gedood. Ze werd wegens het plegen van doodslag en het daarna in brand steken van haar chalet veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar en tbs met verpleging.

Een tweede verdachte kreeg een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd voor het medeplegen van het in brand steken van het chalet waarin het stoffelijk overschot van het slachtoffer lag; een derde verdachte werd als medeplichtige aan die brandstichting veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met daarnaast de maximale werkstraf. De verdachten stelden beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaten van de verdachten vragen de Hoge Raad de veroordelingen te vernietigen. In de zaak tegen de hoofdverdachte klaagt de advocaat onder meer over het gebruik van de verklaringen van twee medeverdachten voor het bewijs terwijl de advocaat onvoldoende in de gelegenheid is geweest de twee te ondervragen. De veroordeling van de verdachte wegens doodslag berust volgens de advocaat in beslissende mate op de verklaringen van deze twee niet-ondervraagde getuigen. De betrokkenheid van de verdachte bij de doodslag zou onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.

Advies AG

De AG komt in zijn advies tot het standpunt dat deze cassatieklacht niet slaagt. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat de bewezenverklaring niet in beslissende mate steunt op de verklaringen van twee medeverdachten over de rol van de hoofdverdachte. Steun voor deze verklaringen heeft het gerechtshof kunnen ontlenen aan telefoongegevens, verklaringen van de verdachte en gegevens over reisbewegingen. Daarnaast heeft het gerechtshof kunnen vaststellen dat het slachtoffer een contact van de verdachte was, zij in de dagen voor het delict meermalen telefonisch contact met hem had, hij is overleden in het chalet van de verdachte waar hij met haar had afgesproken, zij met een medeverdachte het chalet heeft opgeruimd en schoongemaakt en dat zij daarna ervoor heeft gezorgd dat het in brand werd gestoken. Daarna heeft zij de auto van het slachtoffer naar België gereden met de bedoeling deze te verbergen voor de autoriteiten. Ook had zij een snee in haar bovenarm waarvoor zij geen aannemelijke verklaring had.

Op grond van dit steunbewijs heeft het hof volgens de AG in dit geval kunnen oordelen dat de verklaringen van de twee niet-ondervraagde medeverdachten voor het bewijs konden worden gebruikt. De AG adviseert de Hoge Raad de veroordeling dan ook in stand te laten. In verband met de duur van de procedure adviseert de AG de opgelegde gevangenisstraf iets te verlagen.

Ook in de zaak tegen een medeverdachte adviseert de AG tot verwerping van het cassatieberoep.

In de zaak tegen de medeplichtige aan de brandstichting adviseert de AG de zaak terug te wijzen naar het gerechtshof om opnieuw te worden behandeld. Ook in die zaak is aan de orde of de verklaringen van door de verdediging niet-ondervraagde medeverdachten voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het oordeel van het hof dat de verklaringen van de medeverdachten niet beslissend zijn omdat zij elkaar over en weer ondersteunen, acht de AG juridisch niet juist. Ook voor het overige is het oordeel van het hof volgens de AG niet begrijpelijk gemotiveerd.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 12 januari 2021.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

ECLI:NL:PHR:2020:1041

ECLI:NL:PHR:2020:1039

ECLI:NL:PHR:2020:1040